Luke 1:50

Aanleiding van de lofzang

Maria is zich bewust van haar eigen geringheid en dat juist daarom God haar heeft aangezien. Ze is diep onder de indruk van Zijn handelen tegenover haar persoonlijk. Als ze zegt dat alle geslachten haar gelukkig zullen prijzen, is dat niet om zichzelf te verheffen, maar heeft dat zijn aanleiding in wat God met haar heeft gedaan, wat Hij van haar heeft gemaakt. Zij is iemand door wie God wordt geëerd en niet het voorwerp van verering dat de rooms-katholieke kerk van haar heeft gemaakt.

Ze bezingt God als “de Machtige”. Het besef van onze eigen geringheid en het besef van wat God aan ons heeft gedaan, zullen maken dat wij Hem als ‘de Machtige’ bezingen. Alleen Hij heeft in Zijn almacht dit aan ons kunnen doen. Dat zal het overblijfsel van Israël ook zo ervaren als Hij het vanuit de verdrukking in de zegen van het vrederijk brengt.

Hij is echter niet alleen machtig, Hij is ook “heilig”. Al Zijn daden aan ons zijn gebaseerd op Zijn heiligheid. Nooit kan Hij enige zegen aan welk mens ook geven als deze niet aan Zijn heiligheid beantwoordt. Dat garandeert tegelijk de onveranderlijkheid en zekerheid van de zegen. Zijn Naam is heilig, Hij zegent waar Hij met de zonde heeft afgerekend. Dat heeft Hij gedaan in de Zoon Die Hij beloofd heeft te geven.

De zegen die Hij geeft, is behalve verbonden aan Zijn heilige Naam ook verbonden aan Zijn “barmhartigheid”. God ziet in Zijn barmhartigheid om naar ellendige mensen die het zonder Hem niet redden en zich dat ook bewust zijn. Wie Hem vrezen, onthoudt Hij Zijn barmhartigheid niet. Zolang er mensen op aarde zijn die in hun nood tot Hem roepen, zal Hij Zijn barmhartigheid tonen. Dit geldt voor het overblijfsel dat in nood is, dit geldt voor de zondaar die in nood is, dit geldt voor de gelovige die in nood is. Nooit houdt Hij op de Barmhartige te zijn.

Copyright information for DutKingComments