Luke 1:58

De geboorte van Johannes de doper

Het wonder van de zwangerschap van Elizabeth geschiedt op natuurlijke wijze. Op natuurlijke wijze ontwikkelt zich ook het leven van Johannes in de buik van zijn moeder. Als ze de tijd van haar zwangerschap heeft vervuld, baart zij haar kind. Het was bekend dat het een zoon zou zijn. Haar blijdschap over de geboorte van deze zoon is groot. In die blijdschap delen haar buren en familieleden. Allen erkennen dat de geboorte van deze zoon te danken is aan de barmhartigheid van de Heer.

Ze zien het niet als zo maar een daad van barmhartigheid, maar als een daad die op bijzondere wijze de barmhartigheid van de Heer, dat is Jahweh, naar voren brengt. De Heer heeft Zijn barmhartigheid door de geboorte van Johannes op grootse wijze aan Elizabeth bewezen. Deze grote barmhartigheid is de oorzaak van de blijdschap. Zijn barmhartigheid komt in dit gedeelte steeds weer terug (Lk 1:50; 54; 58; 72). Zijn grote barmhartigheid zou ons altijd tot grote blijdschap moeten brengen, of die nu aan onszelf of aan anderen wordt betoond.

Johannes wordt naar de wet op de achtste dag besneden (Gn 17:12; Lv 12:3). Bij die gelegenheid geven zij, die hem besnijden, hem ook zijn naam. Zij noemen hem Zacharia. Zo heet zijn vader en daarom moet hij ook zo heten. Maar zij kennen de bijzondere roeping van deze zoon niet. Als we niet door God zijn onderwezen, gaan we te werk naar onze gewoonten. Elizabeth is door God onderwezen en geeft haar zoon de naam die hun door de engel is gezegd. Als ze de naam “Johannes” uitspreekt, spreekt ze daarmee over de genade van God, want Johannes betekent ‘Jahweh is genadig’.

De anderen zijn niet overtuigd. Zij horen over de genade van God, maar het dringt niet door. Ze erkennen niet dat die naam meer is dan een naam om gewoonten in stand te houden. Door vast te houden aan hun gewoonten ontgaat hun de bijzondere betekenis van zijn naam. Dan halen zij zijn vader erbij. Hij moet zeggen hoe zijn zoon zal heten. Zacharia kan nog steeds niet spreken. Daarom vraagt hij om een schrijftafeltje. Daarop schrijft hij de naam van zijn zoon. Dat is Johannes en niet zijn naam, Zacharia. Dit bewijst zijn geloof.

Hij weet dat het zijn enige zoon zal zijn en toch geeft hij hem niet zijn eigen naam. Hij doet hiermee afstand van zijn recht op zijn kind en erkent het recht van God op hem. Door een naam te geven die geen relatie tot hemzelf of zijn familie heeft, erkent Zacharia dat God de bron van dit kind is en dat hij zelf geen recht op hem heeft. Hij wijdt hem aan God.

De anderen verwonderen zich allen. Ze delen niet in het geloof van de betekenis van die naam. Wel erkennen ze dat er iets bijzonders aan de hand is. Zo kunnen velen onder de indruk zijn van een bepaald handelen van God, zonder zich voor die God te buigen en te erkennen dat Hij aan het werk is.

Het moment dat Zacharia in gehoorzaamheid en geloof de naam ‘Johannes’ opschrijft, is het moment van het einde van de tucht van zijn stomheid. Ongeloof heeft hem stom gemaakt, geloof opent zijn mond. Hij erkent de genade van God. Zodra hij zijn mond weer kan opendoen en zijn tong kan gebruiken, is het eerste wat hij doet: God loven. Dat zal het overblijfsel ook doen als de tucht van God in de grote verdrukking voorbij is en zij de genade van God erkennen.

Allen die van deze dingen horen, worden bevreesd. Zij merken dingen op die boven hun verstand gaan, die ze niet kunnen verklaren, maar ook niet kunnen loochenen. Als een mens met zulke dingen te maken krijgt en hij kan door het ontbreken van geloof hier niet de hand van de Heer in zien, overvalt vrees hem. Het is geen angst, maar ontzag. Het levert in elk geval veel stof tot gesprek.

De gebeurtenissen rondom de geboorte van Johannes maken diepe indruk. Allen voelen aan dat dit kind iets bijzonders is. Ze bespeuren dat de hand van de Heer met deze jongen is. Johannes is iemand van wie je merkt dat de Heer bij hem is. Kennen de mensen ons ook zo?

Copyright information for DutKingComments