Luke 1:67-79

God gedenkt aan Zijn verbond

Na zijn vrouw Elizabeth (Lk 1:41) wordt nu Zacharia vervuld met de Heilige Geest door Wie hij gaat profeteren. Het zal ook niet moeilijk zijn geweest voor de Heilige Geest om Zacharia tot spreken te brengen. Zacharia heeft ruim negen maanden kunnen nadenken.

De geboorte van zijn zoon is de aanleiding voor zijn profetie, maar de inhoud ervan is niet zijn zoon. Hoewel hij ook enkele woorden aan hem wijdt, is de inhoud van zijn profetie de nog ongeboren Christus van God. Dat is altijd de vrucht van het werk van de Heilige Geest, Die altijd Christus verheerlijkt.

Zacharia looft Jahweh, de God van Israël omdat Hij het voor Zijn volk heeft opgenomen. Hij spreekt over de komst van Christus alsof die al heeft plaatsgevonden. Dit is een algemeen kenmerk van profetie: zij spreekt over gebeurtenissen als al vervuld, terwijl ze geschiedkundig nog in de toekomst liggen. Alle gebeurtenissen die hij in het eerste deel van zijn lofzang noemt (Lk 1:68-75), zullen in volle zin pas worden vervuld bij de tweede komst van Christus.

Hij spreekt erover dat God Zijn volk heeft bezocht. God heeft Zijn volk immers moeten verlaten vanwege hun ontrouw (Ez 10:18-19; Ez 11:23), maar Hij keert er nu weer naar terug in de Persoon van Zijn Zoon. Hij spreekt er ook over dat God verlossing voor Zijn volk bewerkt. Dat zal in de eerste plaats de verlossing van hun zonden zijn door Zijn werk op het kruis bij Zijn eerste komst. Het zal vervolgens ook verlossing van hun vijanden zijn door hen te verslaan bij Zijn tweede komst.

Zijn overwinnend optreden houdt verband met het opnieuw oprichten van het vervallen huis van David. De “hoorn” spreekt van kracht. De kracht van de behoudenis die Hij zal laten zien, is het gevolg van Zijn verbond met “[het] huis van Zijn knecht David”. Al Zijn handelingen die tot gevolg hebben dat Hij Zijn volk zal verlossen en zal zegenen, zijn een vervulling van alles wat Hij lang tevoren heeft gezegd door de mond van Zijn heilige profeten.

In zijn profetie ziet Zacharia vooruit naar gebeurtenissen die Gods volk de behoudenis zullen brengen door hen te bevrijden van hun vijanden en allen die hen haten. Gods volk heeft zo enorm veel vijanden en mensen die het haten. De verdrukking en vervolging zijn geweldig groot en het verlangen naar bevrijding evenzo. Christus zal hen bevrijden door hun vijanden te oordelen. Daar ziet de Godvrezende Jood naar uit. Wij hebben ook vijanden. Wij zien er echter niet naar uit dat Christus ons van hen zal bevrijden door hen om te brengen, maar door ons tot Zich te nemen. Zacharia erkent dat de behoudenis uit de macht van hun vijanden een daad van barmhartigheid is.

Dit handelen van God is het gevolg van Zijn “gedenken aan Zijn heilig verbond”. Hij heeft Zich door een verbond verplicht Zijn volk te zegenen. In dit gedenken aan Zijn heilig verbond wordt de betekenis van de naam ‘Zacharia’ waargemaakt. ‘Zacharia’ betekent immers ‘Jahweh heeft Zich herinnerd’. De Heilige Geest inspireert hem te vertrouwen op de onvoorwaardelijke belofte aan Abraham, zoals ook Maria dat heeft gedaan (Lk 1:55). In het zweren van God wordt de betekenis van de naam ‘Elizabeth’ waargemaakt. ‘Elizabeth’ betekent immers ‘God heeft gezworen’. Dat God heeft gezworen, is de extra garantie die Hij geeft dat Hij Zijn beloften waarmaakt (Hb 6:13-18).

Gods doel met de verlossing

God heeft een doel met de redding van Zijn volk uit de hand van hun vijanden. Hij wil dat Zijn volk, en wij, Hem onbevreesd dienen. God geeft dit, Hij is een Gever. Als Hij ons uit de macht van onze vijanden heeft gered, wil dat zeggen dat we geen angst meer voor hen hoeven te hebben. Ook voor Hem hoeven we geen angst te hebben. Hem onbevreesd dienen houdt verband met liefde (1Jh 4:18). Vrees en liefde verdragen elkaar niet, ze sluiten elkaar uit. Wie bang is voor God, geeft er blijk van Zijn liefde niet werkelijk te kennen.

Als Zijn volk door Hem bevrijd is, zodat het Hem onbevreesd mag dienen, plaatst Hij het voor Zijn aangezicht. Om daar te kunnen zijn zorgt Hij ervoor dat het volk beantwoordt aan Zijn heiligheid en gerechtigheid. En dat niet voor een klein poosje, maar al hun dagen. De liefde van God gaat veel verder dan alleen dat ze Hem onbevreesd mogen dienen, hoe groot dat ook al is. Ze mogen voor Zijn aangezicht zijn, dat is in Zijn directe tegenwoordigheid. Dat is de zegen van het vrederijk.

Voor ons, christenen, gaan deze begrippen nog veel verder. Wij mogen weten dat wij nu al in de wereld zijn “zoals Hij is” (1Jh 4:17). Dat wil zeggen dat de gelovigen dezelfde plaats hebben als Christus. Als ik gerechtigheid bezit, heb ik dat in Hem; als ik heiligheid bezit, heb ik dat in Hem; als ik leven heb, heb ik dat in Hem; zo is het met de heerlijkheid, de erfenis, de liefde. God zegent ons niet alleen door Christus, maar ook met Hem en dat niet met betrekking tot de aarde tijdens het vrederijk, maar nu al geestelijk en binnenkort in de hemel en tot in eeuwigheid.

In geestelijk opzicht hebben we “de nieuwe mens” aangedaan, “die overeenkomstig God geschapen is in ware gerechtigheid en heiligheid” (Ef 4:24). “Heiligheid” wil zeggen afgezonderd tot God, terwijl we door het kwaad omgeven zijn. “Gerechtigheid” houdt in dat we ieder geven wat hem toekomt, zowel ten opzichte van God als tegenover de mensen.

Profetie over Johannes

In deze verzen richt Zacharia zich tot het kind Johannes. Terwijl de oude man de jongen in zijn armen houdt en hem in het gezicht kijkt, spreekt hij deze woorden tot hem. Het zijn de eerste woorden die we van Zacharia tot hem in de Schrift hebben. Hij spreekt tot Johannes over het grote voorrecht om een profeet van de Allerhoogste te mogen zijn. Johannes mag de wegen bereiden van de Heer Die geboren zal worden (Js 40:3). Deze allerhoogste Heer, dat is de HEERE, Jahweh, is de Heer Jezus. De Allerhoogste is de Naam van God in het vrederijk, waar Hij boven alles is en alles aan Hem onderworpen is.

Zacharia zegt tegen zijn zoon hoe hij de wegbereider van de Messias zal zijn. Hij zal dat zijn door de weg te gaan bereiden in de harten van mensen. Hij weet dat de enige manier om “Zijn volk”, dat is het volk van de Allerhoogste, te helpen, zal zijn door hun te leren hoe ze vergeving van hun zonden kunnen ontvangen en daardoor deel kunnen krijgen aan de behoudenis die God aanbiedt. Daarvoor zal hij de doop van bekering prediken. Zijn prediking is gebaseerd op “[de] innerlijke barmhartigheid” van God – dat is de ‘barmhartigheid van Gods ingewanden’, zoals er letterlijk staat – die in de komst van Christus zo heel tastbaar wordt.

“[De] Opgang uit [de] hoogte” is een bijzondere omschrijving voor Christus. Zijn komst is werkelijk het morgenlicht van een nieuwe dag. Elke aardse zonsopgang gebeurt voor het menselijk oog van beneden naar boven, maar de opgang van Christus is van boven naar beneden. Zacharia beschrijft de komst van de Opgang als het schijnen van het licht in de duisternis en de schaduw van de dood (Js 9:1). Het volk is in de duisternis, zonder licht, en het enige uitzicht dat het heeft, is de dood. Dat is de ellende waarin het volk verkeert. De komst van de Heer Jezus biedt in die toestand licht en uitzicht.

Waar licht komt, wordt een weg duidelijk. Die weg is de weg van de vrede, van vrede met God en met elkaar. Eerst kenden zij de weg van de vrede niet (Rm 3:17). Door Christus en door het bloed van het kruis kunnen ze vrede met God krijgen en vervolgens hun voeten zetten op de weg van de vrede. Het is de weg van het leven, waar de schaduw van de dood is geweken. Op die weg kunnen hun voeten ‘gericht’ worden, dat wil zeggen dat God de richting van hun leven bepaalt.

Ieder die vrede met God heeft, kan die weg gaan, terwijl de voeten geschoeid zijn met de toerusting van het evangelie van de vrede (Ef 6:15). Deze vrede is hemels, het is de vrede van God (Fp 4:7). Als wij deze vrede bezitten, zal in onze wandel zichtbaar zijn dat wij vanuit die vrede leven. Dan brengen we alles wat in ons hart is bij God. We rusten dan in elke omstandigheid waarin Hij ons brengt. De Heer Jezus is hierin ons voorbeeld (Mt 11:25-30).

De vrede van God wordt gekenmerkt door de rust van God op Zijn troon, onaangedaan door alle gewoel op aarde. De duivel zal alles doen om te proberen onze vrede weg te nemen. Net als bij Job zal hij daarvoor allerlei (onaangename) omstandigheden gebruiken. In de hemel is niets waardoor we onrustig worden en onze vrede verliezen. Het getuigenis van de hemelse werkelijkheid zal op aarde vooral gezien worden in de vrede die wij te midden van alle gewoel uitstralen.

Copyright information for DutKingComments