Luke 1:8-23

De priesterdienst van Zacharia

De priesterafdeling waartoe Zacharia behoort, heeft dienst. Er waren in die tijd naar schatting achttienduizend priesters, verdeeld over vierentwintig afdelingen. Elke afdeling kwam bij toerbeurt naar Jeruzalem om daar dienst te doen. Elke dag werd door het lot bepaald welke priester die dat nog niet eerder had gedaan, het reukwerk mocht offeren. Gezien het grote aantal priesters zou iedere priester dit voorrecht slechts één keer in zijn leven te beurt kunnen vallen.

Hoe vaak zal Zacharia in de beurt van zijn afdeling al in Jeruzalem zijn geweest? En elke dag werd het lot geworpen. Elke dag zal Zacharia gebeden hebben dat hij toch nu het voorrecht zou mogen hebben om het reukwerk te offeren. Telkens was het geworpen en tot nu toe was het telkens niet op hem gevallen. Zo heeft hij daarop gewacht, zoals hij ook op een zoon heeft gewacht en steeds tevergeefs. Dan valt ten slotte toch het lot op de oude man. Hij mag het reukwerk offeren.

Dit is een voorrecht en een mooie en tegelijk verantwoordelijke taak. Hij moet het volk vertegenwoordigen en mag tot God naderen. Waarschijnlijk is Zacharia een van de weinige priesters geweest die dit werk met toewijding aan God en liefde voor het volk doet. Het priesterschap als geheel is in groot verval. De houding van de overpriesters tegenover de Heer Jezus bewijst hoezeer het priesterschap niet op God maar op henzelf is gericht. Het gaat er niet om of God krijgt wat Hem toekomt, maar of zij er zelf beter van kunnen worden. Zacharia vormt daarop een uitzondering.

Omdat hij trouw is, kan God aan hem mededelingen doen over Zijn plannen. Hij wil Zacharia daarin inzicht geven. Trouw de opdracht vervullen die we hebben gekregen, is altijd, ook nu nog, een van de voorwaarden om mededelingen van God te kunnen ontvangen en begrijpen. Dat er ook nog geloof nodig is, zien we verderop.

Het lot heeft bepaald dat Zacharia het reukoffer mag gaan brengen. Hier is nog sprake van het lot. God gebruikte dat toen nog om Zijn soevereine wil bekend te maken. Dat past bij een oudtestamentische situatie. Als de Heer Jezus naar de hemel is gegaan, wordt nog één keer en wel voor de laatste keer gebruikgemaakt van het lot. Dat is in het geval van het kiezen van een apostel in de plaats van Judas (Hd 1:26). Dat is nog voordat de Heilige Geest is uitgestort en op aarde is gekomen om de gelovigen te leiden. Als de Heilige Geest er eenmaal is, lezen we nergens meer over het gebruik van het lot. Vanaf Zijn komst op aarde leidt de Heilige Geest de gelovigen in het nemen van beslissingen.

Zacharia moet het tempelhuis van de Heer, Jahweh, binnengaan “om te reukofferen”. Het reukoffer stelt symbolisch de Heer Jezus voor in de lieflijkheid die Hij heeft voor God. Zo mag de gelovige nu aan God vertellen hoe voortreffelijk de Heer Jezus is en op die manier als een priester in geestelijke zin op een geestelijke wijze het reukoffer brengen. Als het reukoffer wordt gebracht, staat de priester in de geur ervan. Zo is de gelovige aangenaam gemaakt in Wie Christus is voor God. Reukwerk is een beeld van de gebeden van de heiligen (Ps 141:2; Op 5:8) én het is een beeld van de persoonlijke heerlijkheid van de Heer Jezus (Op 8:3). Onze gebeden zijn alleen aangenaam voor God door Hem (Hb 13:15).

Zacharia gaat in de tempel op aarde te werk in overeenstemming met de wet. In de loop van dit evangelie zien we de overgang van wet naar genade, van de aarde naar de hemel. Het evangelie eindigt met de blijde boodschap voor alle volken en een Christus Die in de hemel wordt opgenomen om daar Zijn hogepriesterlijke dienst te gaan verrichten.

Dit evangelie begint met een tafereel in de tempel en het eindigt met een tafereel in de tempel. In het eerste hoofdstuk zien we een stomme priester. In het laatste hoofdstuk vinden we mensen die allesbehalve stom zijn. Zij loven en prijzen God als mensen die ertoe bestemd zijn priesters te zijn in een nieuwe bedeling, die van de gemeente. Dit evangelie begint met een gelovige die niet kan spreken, het eindigt met gelovigen die niet kunnen ophouden met lofprijzen.

Dat de hele volksmassa buiten is, is het typische kenmerk van het Oude Testament. De massa is wel in gebed. Gebed komt veel voor in dit evangelie. Acht keer vinden we de Heer Jezus in gebed (Lk 3:21; Lk 5:16; Lk 6:12; Lk 9:18; 29; Lk 11:1; Lk 22:41; Lk 23:34a). Het volk is in gebed, wat niet betekent dat zij een werkelijk verlangen naar God hebben. Toch zullen er ook trouwe gelovigen tussen zijn die in werkelijke eerbied in gebed zijn. Zij beseffen dat God alleen met hen te doen kan hebben op basis van het reukoffer. Het gebed hoort bij hun godsdienst. Zij mogen niet zelf tot God naderen. Het moet gebeuren via een middelaar.

Overal waar in de christenheid iemand een positie inneemt tussen mensen en God, is dat een vasthouden aan deze oudtestamentische situatie. Het is het voorrecht van de gelovige dat hij nu zelf tot God mag naderen. Iedere gelovige is een priester en wordt opgeroepen om geestelijke offers te brengen (1Pt 2:5).

Geboorte van Johannes aangekondigd

Vele jaren was het dagelijks reukoffer gebracht. Nooit heeft Zacharia ervan gehoord dat er tijdens het offeren van het reukwerk iets ongewoons was gebeurd, maar wanneer hij aan de beurt is, gebeurt het: Zacharia krijgt bezoek van een engel uit de hemel. Een dergelijk bezoek met een boodschap voor mensen op aarde was heel lang geleden. Er “daalde op zekere tijden” wel een engel neer voor het genezen van allerlei ziekten (Jh 5:4). Dat was zeker een genadige tussenkomst van God, maar nu komt er een engel voor een veel heerlijker doel, want hij kondigt de geboorte van de voorloper van de Messias aan.

De engel neemt plaats aan de rechterkant van het reukofferaltaar. Dat legt nadruk op de verbinding tussen zijn boodschap en het reukofferaltaar. De boodschap die hij brengt, staat in verbinding met de kracht van het reukoffer. Alleen omdat Christus zo aangenaam is voor God, kan God dit bezoek aan de aarde laten brengen en Zijn plannen meedelen. Dat de engel aan de rechterkant van het altaar staat, heeft ook een betekenis. De rechterzijde spreekt van gunst (Mt 25:33-34) en macht, de plaats waar de Heer Jezus is, aan Gods rechterhand. De boodschap gaat over de gunst van God die Hij aan mensen verleent en over de macht die Hij heeft om die gunst ook werkelijk te verlenen.

Zacharia heeft in zijn leven veel gebeden en is door zijn priesterschap gewend aan de heiligheid van God. Toch schrikt hij en wordt bang van dit bezoek uit de hemel. Zo gaat het ons ook wel eens. We kunnen trouw met de Heer omgaan, Zijn Woord lezen en met Hem spreken, en toch schrikken als Hij ineens iets van Zichzelf aan ons laat zien. Hoe vertrouwd zijn we echt met Hem?

De engel stelt hem gerust en bemoedigt hem dat zijn gebed is verhoord. De vrome priester heeft dikwijls om de kinderzegen gebeden, maar het antwoord is tot nu toe uitgebleven. Nu komt een engel hem vertellen dat zijn gebeden, die zo lang schijnbaar tevergeefs zijn opgezonden, zijn verhoord.

De engel spreekt niet over ‘uw gebeden’, maar over “uw gebed”. Al die gebeden van Zacharia vormen voor God één gebed. Op de verhoring van een gebed dat in oprechtheid vele malen tot God is opgezonden, moet soms lang worden gewacht. Soms lijkt het alsof God niet hoort. Hier zien we dat Hij al die gebeden niet vergeet, maar in Zijn wijsheid wacht met het antwoord erop tot de tijd die Hij heeft bepaald.

Het kind dat wordt aangekondigd, moet de naam “Johannes” krijgen, dat betekent ‘Jahweh is genadig’. Zo is elke verhoring van een gebed een uiting van de genade van de Heer. De engel kondigt niet alleen de geboorte van een zoon aan met de naam die deze zoon moet krijgen. Hij kondigt ook aan wat de geboorte van deze zoon voor Zacharia en veel anderen zal betekenen. Zijn zoon zal iemand zijn die blijdschap en vreugde veroorzaakt. Als God antwoordt op gebeden, is het gevolg blijdschap.

Niet alleen zijn ouders en andere mensen zullen zich over Johannes verblijden. Vooral God zal Zich over hem verheugen. Johannes zal een nazireeër zijn, geheel voor God afgezonderd. Het zal de vreugde van de Heilige Geest zijn deze zoon te leiden in zijn hele dienstwerk. Het antwoord op elk van onze gebeden is ook een grote vreugde voor God. Wij mogen Hem geven wat Hij ons geeft. Dat doen we als we wat Hij ons geeft, gebruiken tot Zijn eer.

De uitwerking van zijn afgezonderde leven en zijn krachtige boodschap zal zijn dat velen van de zonen van Gods volk dat als geheel is afgeweken, zullen terugkeren tot de Heer, dat is Jahweh, hun God. Johannes zal een bijzonder instrument zijn voor het herstel van de verbroken relatie tussen mensen en God.

Niet alleen zal hij de relatie herstellen tussen velen van Israël en God, maar ook tussen mensen onderling. Daarvoor zal hij voor de Heer Jezus, Hij is Jahweh, uitgaan, door Hem gezonden als Zijn ambassadeur. Zijn Zender is in hem te zien. Hij komt niet in eigen kracht en met een eigen verhaal. Zijn optreden zal doen denken aan Elia (Ml 4:5).

Als we Elia op de Karmel zien (1Kn 18:20-46), zien we daar zijn geest en kracht op bijzondere wijze openbaar worden. Wat een onwrikbare en vurige ijver voor de heerlijkheid van de HEERE, de God van Israël! En wat een resultaat! Er vindt herstel plaats van de verbroken verbinding tussen Israël en de HEERE als we het volk horen roepen: “De HEERE is God, de HEERE is God!” (1Kn 18:39). De oproep van Johannes tot bekering heeft een dergelijke geestelijke kracht, zodat hij hier vergeleken wordt met Elia die het volk terugvoerde tot de HEERE, Jahweh.

Door het verlaten van God is er geen eensgezindheid in Israël, maar verdeeldheid. Alles in Israël is kapot. De zonde brengt altijd zulke ontwrichtingen met zich mee. Johannes wordt gezonden om “[de] harten van [de] vaderen te doen terugkeren tot [de] kinderen”, dat wil zeggen dat hij door God gebruikt zal worden om hen in liefde te herenigen (Ml 4:6). Dat zal hij doen door tegen hen te zeggen dat hun gezindheid van ongehoorzaamheid niet deugt. In plaats daarvan zal hij hen onderwijzen in “[de] wijsheid van [de] rechtvaardigen”. Ongehoorzaamheid moet worden veroordeeld en in plaats daarvan moet onderwijs komen in wat voor God aangenaam is.

Het doel van zijn optreden is om voor de Heer, Jahweh, dat is de Heer Jezus, een volk te bereiden dat er klaar voor is om Hem te ontvangen. In dit opzicht wil God iedere gelovige toerusten om een dienst als die van Johannes te doen. Zoals Johannes destijds leven ook wij in een tijd van overgang. Het is een eindtijd en tegelijk een tijd die een nieuw begin aankondigt. Het oordeel staat voor de deur in de komst van Jezus Christus. Wij moeten de mensen erop wijzen dat Hij komt en dat alleen door bekering tot God en geloof in de Heer Jezus iemand de dag van Zijn komst kan verdragen en gered kan worden van het oordeel.

Het ongeloof van Zacharia

Zacharia gelooft de engel niet op zijn woord. Hij toont zich een ‘ongelovige gelovige’. Hij gaat voorbij aan alles wat de engel over de aangekondigde zoon zegt en vraagt een teken (1Ko 1:22) als bevestiging dat God zijn gebeden inderdaad heeft verhoord. Wat betekenen zijn gebeden dan? Heeft hij gebeden in het geloof dat God machtig is te doen wat hij heeft gevraagd? Vertrouwen wij God als wij bidden? Hoe is onze omgang met Hem en hoe kennen wij God?

Het is veelzeggend dat een man die al zo lang met God leeft en zo vaak in Zijn tegenwoordigheid is geweest, twijfelt aan een boodschap uit de hemel. Hij twijfelt eraan dat God machtig is om de loop van de natuur te veranderen waar dat nodig is. De Schriften, die Zacharia kent, getuigen daarvan in de voorbeelden van Sara, Rebekka en Hanna. Hoe is het met ons geloof in de Schrift?

Het antwoord van de engel klinkt bijna verontwaardigd. Weet Zacharia wel met wie hij te doen heeft? De engel is niet persoonlijk beledigd, maar de reactie van Zacharia is een belediging voor God. Daar wijst Gabriël op als hij verklaart dat hij voor God staat (tegenwoordige tijd), niet dat hij voor God stond (verleden tijd). Hij is zich bewust van Gods aanwezigheid en dat hij de woordvoerder van God is. Twijfelen aan zijn woorden is twijfelen aan wat God zegt. Hij heeft niets anders gezegd dan wat God hem heeft opgedragen. Daarom is de twijfel van Zacharia een bewijs van zijn ongeloof.

Wij vinden het ook niet prettig als iemand onze woorden niet gelooft, hoeveel te meer een engel die namens God spreekt en hoeveel nog zoveel te meer als God Zelf spreekt. Vaak lezen we de Schrift niet met voldoende intimiteit in het hart. We lezen de Schrift alsof we bekend willen raken met woorden en zinnen. Als ik door het lezen van de Schrift niet met mijn hart en geweten in de tegenwoordigheid van God kom, heb ik niet de les geleerd die de Schrift me wil leren. Zacharia bevindt zich met zijn hart en geweten niet in de tegenwoordigheid van God en daarom kan hij niet geloven dat wat wordt gezegd van God komt.

Zacharia krijgt het gevraagde teken, maar het is een teken van oordeel. Het teken dat hij krijgt, past bij zijn ongeloof, evenzeer als spreken past bij geloof (2Ko 4:13). De priesterdienst verstomt door ongeloof. Het is echter een tijdelijk oordeel. De woorden van God zullen vervuld worden op hun tijd, ondanks zijn ongeloof. De straf zal op de juiste tijd door barmhartigheid worden weggenomen.

Terwijl het gesprek in het tempelhuis plaatsvindt, staat het volk buiten te wachten op Zacharia. De mensen staan niet alleen letterlijk buiten het tempelhuis, ze staan ook buiten de mededelingen die in de tempel zijn gedaan. Ze zijn niet gewend dat een priester zolang in het tempelhuis blijft. Er moet iets gebeurd zijn.

Als de priester verschijnt, kan hij hun niet de gebruikelijke zegen meedelen. Tussen de massa op het tempelplein zullen meerdere getrouwen zijn geweest, mensen die allen de verlossing van Jeruzalem verwachten (Lk 2:38). De stomheid van Zacharia is ook een teken voor het volk, opdat allen daarover zullen nadenken. Zacharia maakt het gebaar dat ze kunnen gaan. Zelf blijft hij stom. Hij blijft zijn dienst de voorgeschreven tijd vervullen. Als de diensttijd van zijn afdeling voorbij is, gaat hij naar huis.

Copyright information for DutKingComments