Luke 10:39

Martha en Maria

In het gedeelte van Lukas 10:38-11:13 maakt de Heer Zijn discipelen bekend met de grote middelen van zegen: het Woord, het gebed en de Heilige Geest. Deze drie middelen maken het geheel van het praktische, christelijke leven uit, waarin het gaat om luisteren naar God, het tot Hem als Vader gaan en het zich toevertrouwen aan de leiding en kracht van de Heilige Geest. Dat is wat de sfeer van de herberg in de voorgaande gelijkenis tekent en waardoor een hemels volk op aarde wordt gevormd dat de sfeer van de hemel inademt.

Het is opmerkelijk dat Lukas spreekt over “reisden”, zoals de Heer dat ook van de Samaritaan heeft gezegd (Lk 10:33). De Heer Jezus is met Zijn discipelen niet ‘toevallig’ onderweg, zoals de priester en de Leviet. Zijn doel is Jeruzalem. Op weg daarheen komt Hij in een dorp, waar een vrouw, Martha, Hem gastvrij in haar huis ontvangt. Het is als het ware de herberg uit de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. Daar is Hij en daar spreekt Hij Zijn woord tot hen die aan Zijn voeten zitten om naar Zijn woord te luisteren.

Martha heeft een zuster. Zij heet Maria. Van haar vermeldt Lukas dat zij “ook” aan de voeten van de Heer zat en naar Zijn woord luisterde. Het woord ‘ook’ is veelzeggend, want het betekent dat zij niet alleen maar zat en luisterde, maar ook Martha hielp bij het dienen.

Maria weet de zorg die de Samaritaan aan haar besteedt te waarderen. We vinden haar drie keer aan de voeten van de Heer. Hier om naar Zijn woord te luisteren. De tweede keer is als ze haar verdriet aan de voeten van de Heer brengt omdat haar broer gestorven is (Jh 11:32). De derde keer is om Zijn voeten te zalven als een uiting van haar aanbidding van Hem met het oog op Zijn dood en begrafenis (Jh 12:3). Ze heeft Hem leren kennen toen ze naar Hem luisterde, terwijl ze aan Zijn voeten zat.

Terwijl Maria aan de voeten van de Heer zit, is Martha druk in de weer. Het is ook geen kleinigheid als je ineens voor dertien mannen moet zorgen. Het prikkelt haar dat haar zuster daar zo rustig zit en haar maar alleen laat dienen. Daarbij neemt ze het ook de Heer kwalijk dat Hij Maria niet aanspoort om haar te helpen. Hij ziet toch wel hoeveel werk er te doen is?

Er is niets verkeerds aan dienen, maar het moet voortvloeien uit een zitten aan de voeten van de Heer. Het dienen van de Heer trok Martha tegelijk van de Heer af. Er zijn zoveel dingen die op zichzelf niet verkeerd zijn, maar die ons zo gemakkelijk van Hem aftrekken. Dat kunnen nodige, maar ook interessante dingen zijn, dingen die ons fascineren. Als welk werk dan ook niet uit liefde alleen tot Hem gedaan wordt, verliezen we onze vreugde daarin en worden we kritisch op anderen. Voor Maria is alles wat ze voor de Heer kan doen, niets in vergelijking met wat Hij haar heeft mee te delen.

Martha is zo in beslag genomen door haar werk, dat er voor niets anders meer plaats is. Martha heeft te veel werk. Werk op zich is niet verkeerd, maar wel als daardoor het zicht op de Heer wordt weggenomen. Er is veel nodig, maar alles wat nodig is, kan alleen goed gaan als het voortkomt uit dit ene ding: het zitten aan de voeten van de Heer. Dat is het ene ding dat Maria heeft gekozen. Als we in beslag worden genomen door veel dingen, zoals dat bij Martha het geval is, betekent het dat wij het ene ding dat nodig is uit het oog verliezen.

Er zijn meer geschiedenissen die ons het belang van “één ding” laten zien. Zo begeerde David “één ding” (Ps 27:4), vroeg de Heer Jezus in verbinding met Zijn Persoon “één ding” (Lk 20:3; Mt 21:24; Mk 11:29), wist de blindgeborene toen hij ziende was geworden “één ding” (Jh 9:25), miste de rijke jongeling “één ding” (Lk 18:22; Mk 10:21) en was er “één ding” dat Paulus deed (Fp 3:14).

Een overactieve inzet voor de Heer heeft tot gevolg dat wij het zicht op Hem verliezen en geen gemeenschap met Hem hebben in wat Hem bezighoudt. Daarbij komt dat Hij Zich in een crisistijd bevindt. Hij is op reis, op weg naar Jeruzalem, Zijn eindbestemming wat Zijn omwandeling in het vlees op aarde betreft. Dan is het belangrijk om naar Zijn Woord te luisteren en de andere activiteiten tot een minimum te beperken.

De Heer prijst Maria ervoor dat zij het goede deel heeft gekozen. Het goede deel is de goede ‘portie’ die je ook bij een maaltijd krijgt. Zo gaf Jozef aan Benjamin de beste portie eten, het vijfvoudige van wat zijn broers kregen (Gn 43:34). Martha wilde de Heer een goede ‘portie’ voorzetten, terwijl Maria heeft gekozen voor het deel dat de Héér haar voorzet. Martha bleef de gastvrouw en de Heer de Gast, voor Maria is de Heer de Gastheer.

Bij de Emmaüsgangers zien we ook dat de Heer na als Gast te zijn uitgenodigd, de plaats van Gastheer inneemt als Hij het brood breekt (Lk 24:29-30). Die plaats zoekt Hij ook in onze harten en niet die van Gast. Hij weet uit eigen ervaring wat het goede deel, de goede portie is. Dat is het deel dat de Vader Hem geeft: het doen van Zijn wil, want dat was Zijn voedsel (Jh 4:34).

Copyright information for DutKingComments