Luke 16:19

Een rijke en een arme op aarde

De Heer licht in deze geschiedenis een tipje van de sluier op die over het hiernamaals ligt. Het is geen gelijkenis. In geen enkele gelijkenis noemt Hij namen van personen. Dat doet Hij hier wel. Hij noemt de naam van Lazarus en ook die van Abraham, die voor Hem een levende is (Lk 20:37-38). Hij spreekt in alwetendheid over een situatie die Hij kent.

Eerst stelt Hij de situatie op aarde voor. Er was een rijk mens. Deze had het heel goed en daar genoot hij ook uitbundig van. Zijn kleding zag er schitterend uit, als van een vorst. Zo gedroeg hij zich ook. Voor deze mens was het leven op aarde één groot feest dat hij elke dag opnieuw met volle teugen genoot. Hij had alles wat je met geld kunt kopen.

De naam van de man wordt niet vermeld. Hij heeft niet goed gedaan met zijn geld, wat de onrechtvaardige rentmeester in het vorige gedeelte wel gedaan heeft, maar alles voor zichzelf gebruikt. Daarmee heeft hij voor zichzelf de toegang tot ‘de eeuwige tenten’ afgesloten. Niet dat iemand de hemel kan kopen, maar hij kan door zijn omgang met zijn aardse bezittingen wel laten zien waarvoor hij leeft. Het is geen kwestie van een goddeloos, liederlijk leven, maar een kwestie van de gerichtheid van het leven. Er is geen enkele aanwijzing dat hij op God gericht was, want hij had geen oog voor zijn arme naaste die aan zijn voorpoort lag. Hij had zijn naaste niet lief als zichzelf.

Het contrast met de arme die aan zijn voorpoort lag, Lazarus, was groot. Deze man zag er afzichtelijk uit. Hij had niets om te eten en geen medicijnen voor zijn zweren. Hij wierp begerige blikken naar de rijkdom van de tafel van de rijke. Als hij maar zou mogen hebben wat van de tafel op de grond viel, dan zou hij zich vol kunnen eten. Nee, de honden waren beter af dan hij. Zij konden zich verzadigen met wat van de tafel van de rijke viel (Mt 15:27). De honden kwamen wel zijn zweren likken en bezorgden hem daarmee enigszins verlichting van de pijn ervan.

De rijke bezat alles, behalve God. De arme Lazarus bezat niets, behalve God. Dat blijkt uit de betekenis van zijn naam. Lazarus – de Griekse verbastering van de Hebreeuwse naam ‘Eleazar’ – betekent ‘God is mijn hulp’. Verder is er niets waaruit blijkt dat hij in verbinding met God stond. Zijn hele positie op aarde lijkt dat tegen te spreken. Het lijkt eerder andersom. In Israël was de positie op aarde het bewijs van Gods gunst of van Gods misnoegen. De rijke moest wel bijzonder in Gods gunst staan en Lazarus moest zich wel bijzonder Gods misnoegen op de hals hebben gehaald. De Heer Jezus laat zien dat de dingen niet zo liggen, maar dat het gaat om de eeuwige tenten.

Copyright information for DutKingComments