Luke 19:14

Een man van hoge geboorte

De discipelen horen de Heer Jezus spreken over de behoudenis. Dat doet hen denken aan het vrederijk. Zij zien in Hem de Messias. Al hun gedachten zijn erop gericht dat Hij naar Jeruzalem zal gaan om daar plaats te nemen op de troon van David en het koninkrijk van God in openbare heerlijkheid en majesteit te vestigen. Omdat ze steeds daarmee bezig zijn, begrijpen ze elke keer dat Hij spreekt over Zijn lijden en dood die Hem in Jeruzalem te wachten staan, er niets van. Ook nu gaan ze van de verkeerde veronderstelling uit dat Hij naar Jeruzalem gaat om de troon te bestijgen en Zijn regering te aanvaarden.

De Heer kent hun gedachten en daarom spreekt Hij een gelijkenis uit. De man van hoge geboorte is Hijzelf. Hij is Gods Zoon, ook als Mens. Hij is op aarde gekomen om Gods koninkrijk op te richten, maar Hij is verworpen. Nu reist Hij naar een ver land, de hemel, om daar het koninkrijk in ontvangst te nemen. Hij is werkelijk Koning met een werkelijk koninkrijk. Hij regeert echter nog niet openbaar, maar in de harten van hen die Hem als Heer belijden. Maar Hij komt terug om Zijn koninkrijk op aarde op te richten.

Voordat Hij naar de hemel gaat, geeft Hij Zijn slaven – dat zijn zij die Hem als Heer belijden – een pond met de opdracht daar zaken mee te doen. Hij voegt daaraan toe “totdat ik kom”, dat is totdat Hij terugkomt. Alle slaven, die nadrukkelijk “Zijn” slaven worden genoemd, krijgen dezelfde som toevertrouwd. Het getal tien ziet op verantwoordelijkheid. Alle slaven zijn verantwoordelijk om te handelen met wat de Heer hun heeft gegeven. Dat ze dezelfde som krijgen, betekent dat het onderscheid in resultaat het gevolg is van hun vlijt, inzet, motivatie en dergelijke en niet van hun capaciteiten.

De Heer spreekt in Mattheüs 25 een gelijkenis uit die veel lijkt op deze gelijkenis. Maar er is verschil. Daar spreekt Hij over een heer die buitenslands gaat en die aan zijn eigen slaven ieder een verschillende som toevertrouwt (Mt 25:14-15). In Mattheüs 25 legt Hij de nadruk op de macht en de wijsheid van de Gever Die onderscheid maakt in Zijn gaven, in overeenstemming met de bekwaamheid van iedere slaaf. Het resultaat is een opbrengst in overeenstemming met het verschil in de gave, maar een gelijke beloning (Mt 25:19-23).

Terwijl in Mattheüs 25 meer de soevereine macht van de Heer op de voorgrond staat, gaat het hier meer om de verantwoordelijkheid van de slaven. In het pond kunnen we het ons toevertrouwde pand (1Tm 6:20) zien. Wat ons is toevertrouwd, is de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus (2Ko 4:6), met de bedoeling dat we dat zichtbaar maken in ons leven. In het evangelie naar Lukas betekent dit, dat we de genade die ons in Christus gegeven is, aan de mensen om ons heen laten zien. Als de genade van ons naar anderen gaat, zal die genade ook in anderen gaan werken en zal daardoor de werkzaamheid van de genade toenemen. Zo kunnen we zakendoen met de genade.

Er zijn behalve slaven ook burgers. De burgers zijn de Joden. Zij hebben de Heer Jezus verworpen, want zij haten Hem. Hun haat is zo groot, dat zij Hem als Hij eenmaal weg is zelfs een gezantschap achternazenden om nog eens extra de nadruk erop te leggen dat ze Zijn koningschap niet wensen.

Dit is gebeurd toen zij Stéfanus stenigden die hun in de kracht van de Heilige Geest als het ware een laatste kans bood om Hem alsnog als hun Koning aan te nemen (Hd 7:54-59). Door hem te doden hebben ze Christus als het ware de boodschap achternagezonden als een verklaring dat ze niets met Hem te maken willen hebben. Daarmee hebben zij hun eigen vonnis ondertekend dat later, in het jaar 70, door de Romeinse legers onder aanvoering van Titus is uitgevoerd in de verwoesting van Jeruzalem.

Copyright information for DutKingComments