Luke 19:30

De Heer heeft het nodig

Na in de gelijkenis te hebben gewezen op de kenmerken van het koninkrijk in de tijd van Zijn afwezigheid gaat de Heer hun voor om op te gaan naar Jeruzalem. De reis naar het verre land om het koninkrijk te ontvangen (Lk 19:12) gaat voor Hem via Golgotha bij Jeruzalem. Hij komt in de buurt van de Olijfberg, de berg die doet denken aan de toekomst na Zijn verwerping en dood. Als Hij zal zijn opgestaan, zal Hij vandaar naar de hemel gaan (Hd 1:9-12) en daarop zal Hij terugkeren (Zc 14:4). De olijf is de vrucht die de olijfolie oplevert. Olie is een beeld van de Heilige Geest. Vanuit de hemel zal de Heer Jezus eerst de Heilige Geest geven.

Deze vrucht wordt gevonden in de dorpen Bethfagé en Bethanië die dicht bij de Olijfberg liggen. Bethfagé betekent ‘huis van de vijgen’ en Bethanië betekent ‘huis van de ellendige’. Het zijn plaatsen die door hun namen wijzen op een overblijfsel van het volk dat Hem ontvangt. Dit overblijfsel wordt gevormd door rechtvaardigen, waarvan de vijgen een beeld zijn (vgl. Jr 24:5-7), omdat zij hun ellende voor God hebben erkend. Deze plaatsen zijn de laatste haltes vóór het einddoel van Zijn reis op aarde.

God zal nog zorgen voor een gepast getuigenis voor Zijn Zoon door de harten van de menigte te bewerken. Als voorbereiding daarop zendt de Heer Jezus twee discipelen uit. Deze uitzending volgt op de gelijkenis van de ponden. Het gaat om het uitvoeren van een opdracht die beantwoordt aan het handelen met het toevertrouwde pond. Later krijgen ze nog een opdracht en wel om het Pascha gereed te maken (Lk 22:8).

Ze moeten nu naar het dorp gaan dat tegenover de Olijfberg gelegen is. Hij vertelt hun wat ze er zullen vinden en wat ze ermee moeten doen. Ze zullen een veulen vastgebonden vinden. Hij weet ook dat het veulen nog nooit door een mens bereden is. Ze moeten het losmaken en bij Hem brengen.

In deze opdracht ligt een gelijkenis waarin wordt getoond hoe de genade een mens vrijmaakt van alle slavernij van de wet. Het ezelsveulen is een beeld van de mens (Ex 13:13) die gebonden is door de wet en daardoor niet vrij is. Om door de Heer gebruikt te kunnen worden in Zijn dienst moet het worden losgemaakt (vgl. Lk 13:16). Als een mens door onderwijs uit Gods Woord door dienaren van de Heer is bevrijd van gebondenheid, kan hij de Heer gaan ‘ronddragen’. De Heer kan Zich alleen verbinden aan iets wat nooit onder een ander juk heeft gediend. Het nieuwe leven is nooit aan de wet onderworpen geweest.

De Heer weet dat er mensen zijn die zullen vragen waarom ze het veulen losmaken. Hij geeft Zijn discipelen het antwoord op die vraag in de mond. Ze kunnen eenvoudig zeggen dat de Heer het nodig heeft. Dat is voldoende. Hij, Die het niet nodig heeft door wie dan ook gediend te worden omdat alles van Hem is, zegt van het veulen dat Hij het nodig heeft. Dat bewijst weer Zijn grote genade als we aan het beeld denken dat ons in dit veulen wordt voorgesteld, dat van de gebonden mens. Hij wil gebruikmaken van zulke mensen en ze inzetten voor Zijn werk. Hij heeft ze daarvoor nodig. Dat is een bemoediging voor ieder van ons.

Gehoorzaam gaan de twee discipelen op weg. Ze vinden het “zoals Hij hun had gezegd”. Zo is het met elke uitzending door Hem waarbij Hij concrete aanwijzingen geeft. Het zal dan gaan zoals Hij het heeft gezegd.

Het is begrijpelijk dat de eigenaars van het veulen aan de discipelen vragen waarom zij het veulen losmaken. Ze geven het antwoord dat de Heer hun in de mond heeft gelegd. Dan komt er geen bezwaar meer, want Christus heeft in de harten van de eigenaars de bereidwilligheid gewerkt om het veulen aan Hem af te staan. Het veulen wordt naar de Heer Jezus gebracht.

Onder de werking van Gods Geest werpen de discipelen spontaan hun kleren op het veulen en zetten Hem daarop. Het is een handeling van eerbetoon aan Hem. Hun kleren – kleding spreekt van uiterlijk gedrag, van daden die de mensen zien – maken ze ondergeschikt aan Hem, ze stellen zich aan Hem ter beschikking. Vervolgens verhogen zij Hem door Hem op het veulen en hun kleren te zetten. Zo heeft deze daad een rijke symbolische betekenis voor ons leven. Onderwerpen wij ons leven aan Hem, zodat Hij er gezag over heeft en de mensen om ons heen Hem in ons zien?

Ze werpen hun kleren niet alleen op het veulen, maar ook op de weg. De hele weg is bedekt met kleren waarover Hij, gezeten op het veulen, voortgaat. Niet alleen onze daden, maar ook onze wandel behoort Hem onderworpen te worden. Hij verlangt ernaar dat wij onze levensweg aan Hem geven, zodat Hij die kan gebruiken om tot Zijn doel met ons leven te komen. Als we maar bedenken dat de wereld ons zal verwerpen als we onze levensweg aan Hem overgeven.

Copyright information for DutKingComments