Luke 19:42

Weeklacht van de Heer over Jeruzalem

Hoe indrukwekkend het getuigenis van de menigte ook is en hoe het ook terecht is dat het van Hem gegeven wordt, de Heer weet dat het helaas slechts een oppervlakkige emotie is. De realiteit is dat ze Hem zullen verwerpen. Als Hij dan ook de stad nadert en haar ziet, weet Hij wat de stad met Hem zal doen en wat de gevolgen daarvan voor de stad zullen zijn. Na het gejubel van Zijn discipelen, horen we dan ook Zijn gehuil.

De Koning huilt over de stad. Het is een herhaling van de klacht van de HEERE, Jahweh, in Psalm 81 (Ps 81:14), waaraan hier een nog heftiger uiting wordt gegeven omdat de grootste zonde nu op het punt staat te geschieden. Zijn krachtige getuigenis verhindert niet dat het Hem diep verdriet doet dat zij Hem hebben verworpen. Het huilen hoort bij de aankondiging van het oordeel en bij het zien van dingen die smaad op de Heer werpen (Fp 3:18).

Een streng en rechtvaardig oordeel moet gegeven worden, maar mag nooit hardvochtig gebeuren. Het oordeel betreft iemands kwaad, het huilen betreft iemands persoon. In de Schrift is daartussen altijd een volmaakt evenwicht. Bij Christus zien we een wondere en volmaakte harmonie tussen toorn en droefheid (Mk 3:5).

De Heer spreekt Zijn intense verlangen uit dat Jeruzalem op deze dag, “uw dag”, de dag van de behoudenis, waarop God in Christus haar in genade bezoekt, toch zou mogen erkennen wat tot haar vrede dient. Haar vrede ligt binnen handbereik. Ze hoeven Hem slechts in geloof aan te raken, zich slechts te bekeren en in Hem Gods verzoening te aanvaarden.

Maar Jeruzalem heeft geen ogen om te zien. Christus heeft voor hen geen “gestalte of glorie”; er is voor hen in Hem “geen gedaante” om Hem te begeren (Js 53:2b). Omdat Jeruzalem niet erkent wat tot haar vrede dient, kan er geen vrede op aarde komen. In die houding bevindt Jeruzalem zich nog steeds.

De Heer spreekt over de dramatische gevolgen die Zijn verwerping voor Jeruzalem zal hebben. Hij wijst vooruit naar de dagen dat hun vijanden tegen de stad zullen optrekken en deze zullen belegeren. Er zal geen ontkomen mogelijk zijn. Door het volledig omgeven zijn door vijanden zullen ze het benauwd krijgen, tot verstikking toe. Ten slotte zal de stad vallen en met de grond gelijkgemaakt worden.

Hier wijst de Heer op de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinen bijna veertig jaar later. Dit oordeel komt over hen omdat ze de tijd niet hebben erkend waarin door God in genade in Christus naar hen werd omgezien, dat ze door God in Christus werden bezocht. Ze hebben Hem niet gekend, maar Hem verworpen. Dan kan er geen ander resultaat zijn dan dit. Wie de vrede verwerpt, komt om in de strijd.

Copyright information for DutKingComments