Luke 7:8

De hoofdman van Kapernaüm

De Heer is klaar met Zijn onderwijs voor Zijn discipelen, maar het volk heeft meegeluisterd. Ook zij zijn door Hem aangesproken. De woorden, Zijn woorden, zijn woorden van geest en leven (Jh 6:63). Als we Zijn woorden horen, kunnen we niet neutraal blijven.

Dan gaat de Heer Kapernaüm binnen. In de geschiedenis die Lukas optekent, zien we wat het geloof in Zijn woord in de praktijk betekent, en dat bij een heidense hoofdman. In Kapernaüm is een hoofdman die een slaaf heeft die hem dierbaar is. Dat is een opmerkelijke verhouding. Een slaaf was normaal gesproken een ‘ding’. Dat de slaaf dierbaar is voor de hoofdman, zegt iets van de hoofdman en het zegt iets van de slaaf.

Nu is deze slaaf ziek en ligt zelfs op sterven. De hoofdman zal van alles hebben gedaan om zijn zieke slaaf gezond te krijgen, maar niets heeft geholpen. In zijn uiterste nood neemt hij zijn toevlucht tot de Heer Jezus Die daar net de stad binnenkomt. Hij heeft al van Hem gehoord. Hij kijkt hoog tegen Hem op, zoals verderop blijkt (Lk 7:6). Daarom gaat hij niet zelf naar de Heer, maar zendt hij oudsten van de Joden naar Hem toe. Dat is een erkenning van de uitverkorenheid van dat volk als de middelaar tussen God en de heidenen. Het gebruikmaken van de oudsten van de Joden om de zegen van de Heer te krijgen is een beeld van wat in de toekomst zal gebeuren, wanneer de volken zullen erkennen dat God met Zijn volk is (Zc 8:23).

Deze oudsten zijn onder de indruk van de macht van Christus. Ze geloven dat Hij in staat is de zieke slaaf beter te maken. Ze smeken Hem het te doen omdat naar hun beoordeling de hoofdman het waard is. Zij geven een goed getuigenis van hem. Dit is geen belijdenis onder dwang. Zowel hun geloof in de Heer Jezus als hun waardering voor de hoofdman is echt, maar ze beoordelen de heiden wel helemaal naar zijn houding tegenover hen. Dat is typisch Joods. In plaats van te zien dat hun eigen wet hen veroordeelt, zien ze zichzelf als boven de heidenen staan. Ze zijn ‘ik’ gericht.

De hoofdman heeft God lief en hij heeft het volk van God lief. Dat blijkt uit zijn bouwen van de synagoge. Gods Geest heeft hem al aangeraakt. We zien hoe hij niet alleen de oudsten, maar ook zijn vrienden gebruikt, die meer de taal spreken van zijn eigen hart. Als hij de zuivere gevoelens van zijn hart laat spreken en zijn vrienden bemiddelen als zijn tweede gezantschap, zegt hij: “Heer, doe geen moeite, want ik ben niet waard dat U onder mijn dak komt.” We zien hier twee dingen: het diepe besef dat hij heeft van de heerlijkheid van de Heer Jezus en het daarmee overeenkomende diepe besef van zijn eigen geringheid. De hoofdman ziet zichzelf als niet waardig (vgl. Lk 7:4-5).

De oudsten hebben zijn bouwen van hun synagoge als een verdienste naar voren gebracht. De hoofdman zelf doet geen beroep op zijn bouwen van de synagoge voor de Joden als een verdienste waardoor hij de Heer wel gunstig zou stemmen en tot handelen zou bewegen. Hij vertrouwt volledig op de volmacht van het woord van de Heer en Zijn genade waardoor in zijn nood zal worden voorzien. Voor ons moet het ook voldoende zijn dat Hij ‘een woord spreekt’. Het is het geloof dat Hem eenvoudig op Zijn woord neemt, zonder acht te slaan op gevoel of ervaring.

Hij ziet in Christus een Persoon Die over alle dingen gezag heeft, zoals hijzelf gezag heeft over zijn soldaten en slaven. Hij ziet in de Heer ook een Persoon Die onder gezag van een Ander gesteld is, zoals hij dat ook is. Hij weet niets af van de Messias, maar hij erkent in Christus de afhankelijkheid van God en de macht van God. Dit is niet zomaar een gedachte, dit is geloof, en zo’n geloof is in Israël niet te vinden.

Lukas vermeldt ook het geweldige resultaat van het geloof van de hoofdman. De oudsten en de vrienden zien, wanneer ze thuiskomen, de zieke slaaf gezond. Van dit handelen van de Heer is een groot getuigenis uitgegaan. Velen zijn er getuigen van. Er zal ook geloofsovertuiging en veel dankbaarheid tegenover Hem zijn geweest.

Copyright information for DutKingComments