Luke 9:28

De Heer Jezus in Zijn heerlijkheid

Als de Heer Jezus zo over Zijn komst in heerlijkheid heeft gesproken, belooft Hij aan sommigen van hen die bij Hem staan, dat ze die heerlijkheid zullen zien nog voordat ze zullen sterven. Dat wil zeggen dat ze niet het koninkrijk pas zullen zien nadat ze gestorven zijn en te Zijner tijd opgewekt worden om het koninkrijk binnen te gaan, maar dat ze bij hun leven het koninkrijk van God in zijn heerlijke en uiteindelijke vorm zullen zien.

Deze toezegging wordt al na ongeveer acht dagen ingelost. Lukas spreekt over “ongeveer acht dagen” omdat het getal acht het begin van een nieuwe periode voorstelt. Het getal zeven stelt een afgeronde periode voor. De zevende dag, de sabbat, wordt vervuld in de heerlijkheid van het vrederijk. Het nieuwe van de achtste dag is de vestiging van het koninkrijk van God, waarvan Christus het stralende middelpunt is en waarvan de heerlijkheid uitmondt in de eeuwigheid (2Pt 1:11; 2Pt 3:18).

De Heer neemt Petrus, Johannes en Jakobus mee omdat zij later pilaren in de gemeente zullen zijn (Gl 2:9) en Hij met het oog daarop hun geloof wil versterken. Daardoor zullen zij ook in staat zijn het geloof van anderen te versterken. Het doel van de Heer om de berg op te gaan is trouwens om te bidden. Dit is weer een treffende en kenmerkende opmerking voor Lukas die Hem als afhankelijke Mens voorstelt.

Als Hij zo in gebed is, krijgt Zijn gezicht een ander aanzien en ook Zijn kleding verandert. Zijn gezicht was dat van een gewoon mens, een gezicht dat niet tussen andere gezichten opviel. Nu verandert het. Lukas merkt alleen op dat het anders wordt, dat het een metamorfose ondergaat. Zijn gezicht krijgt de heerlijkheid die past bij de heerlijkheid van de hemel. Het is een heerlijkheid die wij ook krijgen als we naar Hem in Zijn heerlijkheid kijken, want daardoor worden we naar datzelfde beeld veranderd (2Ko 3:18).

Lukas vermeldt ook dat Zijn kleding lichtend wit wordt. Zijn kleding wijst op Zijn uiterlijk, Zijn gedrag. Zijn gedrag te midden van de mensen is altijd van onbesmette, stralende schoonheid, maar dat zien alleen zij die daar oog voor hebben. Aan Zijn uiterlijk is dat niet te zien. Nu wordt het ook uiterlijk waarneembaar. Dat hoort bij Zijn verschijning in heerlijkheid.

Copyright information for DutKingComments