Malachi 2:1-9

Inleiding

In Maleachi 1 worden vooral de onverschilligheid en huichelarij van de priesters en het volk aan hen voorgehouden. Het gaat daarin meer over het godsdienstige leven. In Maleachi 2 gaat het over het gebrek aan inzicht in Gods gedachten, wat blijkt uit het sociale leven.

We vinden hier drie verbonden:

1. het verbond met Levi (Ml 2:1-9),

2. het verbond met het volk (Ml 2:10-12) en

3. het huwelijksverbond (Ml 2:13-16).

Het gebod tot de priesters

De priesters, mensen die bij uitstek Gods wil zouden moeten kennen en die aan het volk moeten leren, worden rechtstreeks aangesproken (Ml 2:1). Er komt een gebod tot hen. Wat het gebod inhoudt, staat in de Ml 2:2-3.

De priesters worden er niet over in het onzekere gelaten wat de gevolgen zijn als ze blijven volharden in hun ontrouw (Ml 2:2). Ze moeten niet alleen luisteren, maar het ook ter harte nemen. Dan zullen ze verslagen van hart worden, hun zonden belijden en Gods Naam werkelijk eer geven. Doen ze dat niet, dan zendt Hij, “de HEERE van de legermachten”, de vloek onder hen (vgl. Dt 28:20).

Hij zal al hun zegeningen van hen wegnemen en die in een vloek veranderen. Het land zal geen voedsel meer opleveren, maar onkruid. De vreedzame samenleving zal een kwelling worden door onderlinge irritaties en onverdraagzaamheid. Het familieleven wordt ontwricht. In plaats van liefde zal er haat en achterdocht zijn. Het is niet alleen een voorzegging, maar God heeft dat al onder hen gebracht omdat ze niet met hun hart op Hem gericht zijn. En het zal allemaal nog veel erger worden als ze niet naar Zijn oproep luisteren.

Het woord “nageslacht” (Ml 2:3) is letterlijk ‘zaad’ en ziet zowel op kinderen als op het gezaaide, wat op het land moet groeien als een zegen en waarvan weer tienden gegeven kunnen worden. God zal dat bestraffen. Ze zullen geen enkele vreugde beleven aan wat na hen komt, niet aan kinderen en niet aan oogst.

Hij zal hun Zijn ongenoegen op de duidelijkste wijze laten voelen. God spreekt hier in krachtige taal Zijn verachting voor hen uit. Hij zal hen behandelen zoals zij Hem behandelen. Hij zal mest op hun gezicht strooien en wel de mest van hun feesten. De offers die ze op die feesten brengen, zijn voor Hem een gruwel. Hij ziet die offers in hun geheel als mest. Die offers zijn geen aangename geur voor Hem, maar ze stinken, ze veroorzaken walging bij Hem.

Ze menen misschien wel dat ze de feesten van de HEERE houden, maar Hij spreekt hier over “uw feesten”. Onder de dekmantel van een feest voor de HEERE hebben ze er eigen feestjes van gemaakt. Zo ontaardt later het Pascha van de HEERE in een Pascha dat “het feest van de Joden” (Jh 6:4) wordt genoemd.

God zal hen met de mest van hun feesten insmeren. Behalve dat ze daardoor stinken, zullen ze er ook afstotelijk uitzien. Deze uiterst diepe smaad die zij zichzelf hebben aangedaan, kleeft hen aan als ze zullen worden weggevoerd naar een mesthoop, zodat er niets meer van hen in de tempel over is (vgl. 1Kn 14:10). Zo reinigt God Zijn huis van de mest.

Het verbond met Levi

Als het oordeel over hen komt, zullen de priesters weten dat de HEERE het heeft gedaan en ook waarom Hij het heeft gedaan (Ml 2:4). Het zal dan te laat zijn om zich te bekeren. Zo zullen allen die voor eeuwig geoordeeld worden, weten dat God hen oordeelt en ook waarom Hij dat doet.

God handelt in trouw aan Zijn verbond met Levi. Gods verbond met Levi laat het contrast zien tussen de trouweloze priesters en hun voorvader Levi, met wie de HEERE een priesterlijk verbond heeft gesloten (Nm 25:12-13; Dt 33:8-11). Het verbond met Levi herinnert aan de trouw die Levi heeft getoond toen het hele volk ontrouw was. De ontrouw van de priesters steekt schril af tegen de achtergrond van de trouw van Levi. Een afwijking, de ontrouw van de priesters, wordt het meest gezien door het voorstellen van het origineel, de trouw van Levi (Ex 32:25-29).

Leven, vrede en vrees

In Zijn verbond met Levi garandeerde de HEERE hem leven en vrede (Nm 25:12-13). Leven en vrede zijn een samenvatting van de zegen van het verbond. De volgorde kan niet worden omgekeerd. Er moet eerst leven zijn, vervolgens kan er vrede komen. Zonder of voordat er leven is, kan er geen vrede zijn. Leven is niet alleen een lang leven, maar ook een leven onder de gunst van God. Het gevolg is vrede. Vrede is niet alleen de afwezigheid van strijd en oorlog. Het is ook de weldadige sfeer van harmonie met God.

God heeft beide aan Levi gegeven, met het doel dat hij Hem zou vrezen. En dat heeft Levi ook gedaan. Hij is zich bewust geweest van de heiligheid van Gods Naam. De tegenwoordigheid van die Naam heeft grote indruk op hem gemaakt. Dit besef ontbreekt volledig bij de priesters tot wie Maleachi zich hier richt.

Leer en leven

De stam Levi was betrouwbaar in het onderwijs dat hij in de wet gaf (Ml 2:6; 2Kr 17:7-9; Ne 8:8-9). Hij leerde de wet niet partijdig of om persoonlijk voordeel, maar naar de strikte norm van de waarheid. In wat hij uit de wet aan het volk voorhield, was geen ongerechtigheid waar te nemen. Dit is een belangrijke voorwaarde voor ieder die vandaag onderwijs uit Gods Woord geeft. Dat onderwijs moet betrouwbaar zijn en zonder ongerechtigheid omdat het moet beantwoorden aan God Zelf.

Het Woord van God is absoluut betrouwbaar. Een leraar die uit Gods Woord onderwijst, moet dat ook zijn (vgl. Tt 1:9). In Gods Woord ontbreekt elke ongerechtigheid. In wat een leraar uitlegt over Gods Woord moet dat ook zo zijn. Hij moet geen halve waarheden verkondigen.

Behalve de woorden is ook de wandel van belang. Als de leefwijze van de leraar niet overeenkomt met zijn onderwijs, is zijn onderwijs niet betrouwbaar. Levi wandelde “in vrede en oprechtheid” met God. Hij wandelde God niet alleen na, maar Hij wandelde met Hem. Dit gaat nog iets verder dan Hem volgen. In wandelen met Hem zit het aspect van intimiteit en gemeenschap (Gn 5:22; Gn 6:9).

Het gevolg van dit gezonde onderwijs, ondersteund door een waardige wandel, is dat velen zich bekeren van hun ongerechtigheid (vgl. 1Tm 4:16). Wat een grote zegen gaat er uit van gelovigen die Gods Woord kennen, liefhebben en ernaar leven. We zien dit op een prachtige manier in de Heer Jezus op Wie deze kenmerken alleen volmaakt van toepassing zijn. Hij is in alles het volmaakte voorbeeld. Hij heeft door Zijn kennis velen rechtvaardig gemaakt, dat wil zeggen onderwezen in de gerechtigheid. De basis daarvoor is Zijn werk op het kruis, waar Hij de ongerechtigheden van die velen heeft gedragen (Js 53:11).

Maleachi benadrukt wat een priester moet kenmerken. Zijn lippen moeten kennis bewaren (Ml 2:7). Hij moet iemand zijn “die zich niet hoeft te schamen, die het Woord van de waarheid recht snijdt” (2Tm 2:15). Bij zo iemand kan het volk terecht als men iets uit de wet, Gods Woord, wil weten. Hij wil niet de favoriete leraar uithangen, iemand die voorliefde heeft voor bepaalde delen van de waarheid en die het volk naar de mond praat. De echte ‘Leviet’ geeft de Heilige Schrift in zijn geheel de plaats die God eraan geeft als de complete gids voor Zijn volk en voedsel voor het hart. Het bewaren van kennis gebeurt om die kennis aan Gods volk te onderwijzen. En overdracht van kennis is bedoeld om van de leden van Gods volk daders van het Woord te maken.

De positie van Leviet – en van de leraar van Gods Woord – is een grote verantwoordelijkheid: “Hij is een gezant van de HEERE van de legermachten.” Een gezant of ambassadeur vertegenwoordigt iemand en voert namens die ander een opdracht uit. Hij wordt geacht de boodschap van degene die hij vertegenwoordigt onveranderd en onverkort door te geven. Dat moet ieder die onderwijs geeft uit Gods Woord, doen beseffen dat hij niet eigenmachtig invulling aan Gods Woord mag geven. Het zal een heilige vrees geven en een voortdurend gebed om toch niets anders door te geven of uit te leggen dan het naar de bedoeling van de Heilige Geest is.

Afgeweken en verachtelijk gemaakt

Het woord “echter” geeft aan dat er nu een tegenstelling met het voorgaande komt (Ml 2:8). Hoever zijn de priesters in de dagen van Maleachi afgeweken van het voorbeeld van hun voorvaders. Terwijl zij het volk het goede moeten voorhouden, zodat ze de goede weg, de weg van het leven, gaan, voeren zij het volk op een verkeerde weg, de weg van de dood. Zij zijn het tegenovergestelde van de trouwe Levieten die velen van hun ongerechtigheid hebben bekeerd (Ml 2:6), want zij hebben velen van het volk door hun onderwijs in de wet doen struikelen. Zij kennen de wet, maar leven er zelf niet naar.

Hun verkeerde voorbeeld vindt navolging bij velen van het volk die ook geen verlangen hebben naar de HEERE, Die het centrum van Gods wet is. Altijd moet het bezig zijn met Gods Woord gebeuren vanuit een levende relatie met Hem. Als die relatie er niet is, is afwijking het gevolg. Daardoor hebben ze het verbond met Levi tenietgedaan (vgl. Ne 13:29).

De toepassing naar vandaag is niet moeilijk te maken. Er zijn voorgangers in alle delen van de christenheid die zijn afgeweken van het duidelijke onderwijs van de Bijbel. Zulke mensen leren niet wat God in Zijn Woord zegt, maar spreken wat mensen graag horen. Preken in kerkdiensten worden sociale en politieke praatjes. Het geweten wordt niet aangesproken. Als er over gerechtigheid wordt gesproken, gaat het niet over Gods gerechtigheid en zonde, maar over een rechtvaardige verdeling van de welvaart.

Met Gods rechten wordt helemaal geen rekening meer gehouden. Er is geen vrees voor Hem meer. Zo wordt het kerkvolk weggevoerd van God en struikelen velen om, als God het niet verhoedt, in de hel terecht te komen. Hoe groot is de verantwoordelijkheid van ieder die met Gods Woord in de hand anderen vertelt waar het in het leven echt om gaat.

Vanwege hun tenietdoen van het verbond met Levi heeft God hen verachtelijk gemaakt (Ml 2:9). Hij heeft hun aanzien onder het volk weggenomen en hen onbeduidend gemaakt. Mensen die populair willen zijn en Gods Woord aanpassen aan de smaak van de mensen, zullen het respect verliezen dat ze menen te krijgen. God wijst erop dat zij Zijn wegen niet in acht nemen. Ze wandelen niet op de weg die Hij in Zijn Woord aangeeft.

Dat blijkt uit hun gedrag. Ze gedragen zich totaal anders dan God en geven zo een volledig verkeerd beeld van Hem. God noemt het voorbeeld dat zij bij hun onderwijs in de wet de persoon aanzien. Bij beslissingen in rechtszaken kijken ze naar het voordeel dat zij uit een zaak kunnen halen. Zoiets ontbreekt bij God volledig. Bij Hem is geen aanzien des persoons (Rm 2:11; Ef 6:9; 1Pt 1:17). Hij heeft dat ook in de wet verboden (Lv 19:15; Dt 1:17). Bij ons mag partijdigheid ook geen enkele rol spelen (1Tm 5:21).

Copyright information for DutKingComments