Malachi 2:13-16

Krokodillentranen

Dan is er nog iets wat Maleachi bij het volk opmerkt en dat zijn hun tranen. Kijk ze eens huilen en kermen. De tranen stromen. Het altaar van de HEERE wordt ermee bedekt. Dat lijkt heel vroom. Het lijkt alsof er een werk van Gods Geest in hen aan de gang is. Tranen zijn immers een bewijs van verdriet. Dat is zo, maar de vraag is waarover er verdriet is. Tranen die God graag ziet, zijn tranen van berouw over de gepleegde zonden. Maar hier is geen sprake van zulke tranen. Het zijn krokodillentranen, tranen van gehuicheld verdriet en gespeeld berouw. Het is geen droefheid in overeenstemming met God waardoor “een onberouwelijke bekering tot behoudenis” wordt bewerkt (2Ko 7:10).

Ze huilen omdat ze zich niet door God aangenomen en gezegend voelen in plaats van te huilen om hun zonden (vgl. Hs 7:14). In plaats van bekering is het een protest tegen de moeilijkheden die ze ondervinden. Eerder werden de offers geweigerd omdat het offer niet deugde, hier wordt het graanoffer geweigerd om hun eigen praktijk, waarvan ze zich niet willen bekeren. God kijkt niet naar een offer dat gebracht wordt door mensen die door blijven gaan met hun leven in de zonde. Hij neemt het niet aan, want het is niet welgevallig voor Hem.

God is Getuige van elk huwelijk

Het volk vraagt naar het “waarom” van de afwijzing van hun offer. Het antwoord dat volgt, is een ongeëvenaard krachtig protest tegen het kwaad van echtscheiding. Echtscheiding is een zonde die machtig roept tot God. En dan nog durven zij te vragen waarom God hun offer niet aanneemt. Terwijl zij vreemde vrouwen in de armen sluiten, sturen ze hun eigen vrouwen weg. Zo diep kan een volk zinken dat zich van God en Zijn Woord afwendt!

God is Getuige van elk huwelijk, niet alleen bij de huwelijkssluiting, maar ook daarna (Gn 31:49-50). Waar ook maar een huwelijksband tussen een man en een vrouw ontstaat, is het God Die dat doet, want Hij heeft het huwelijk ingesteld. Dat staat los van het feit of de man en de vrouw God in hun huwelijk betrekken. Het gaat om de instelling als zodanig. God wil die gehandhaafd zien. Vervolgens wil Hij zien dat zowel de man als de vrouw in trouw aan die band handelt. Ontrouw in het huwelijk is de grootste trouweloosheid die iemand kan tonen. Wie daarin ontrouw is, is op geen enkel ander gebied te vertrouwen.

God spreekt de man hier op ernstige wijze op zijn ontrouw aan. God was erbij toen de man met de vrouw van zijn jeugd trouwde. Nu moet Hij constateren dat de man trouweloos tegen haar handelt. Hij houdt de man voor dat de vrouw met wie hij is getrouwd, toch zijn “metgezellin” is! Vanaf de dag dat hij met haar is getrouwd, deelt hij tot de dag van zijn dood alles met haar: vreugde en verdriet, hoop en angsten, verlangens en gevaren, geld en goederen, lichaam en ziel (1Ko 7:3-4; Mt 19:4-6).

Zij is ook “de vrouw van uw verbond”. Het huwelijk is een verbond (Sp 2:17; Ez 16:8). Echtgenoten beloven elkaar trouw, in goede en kwade tijden. Hoe afschuwelijk is het als de man ontrouw wordt, als hij zijn belofte van trouw verbreekt. Het geldt natuurlijk ook voor de vrouw, maar hier wordt de man aangesproken. Hij is hoofdverantwoordelijk voor de trouw in zijn huwelijk.

Hij heeft er maar één gemaakt

God heeft Zijn blauwdruk voor het huwelijk neergelegd in Genesis 1-2. Hij heeft “maar één gemaakt”, dat wil zeggen dat man en vrouw een eenheid zijn. Hij “schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen” (Gn 1:27; Mt 19:4-6). Hij heeft één mensenpaar gemaakt dat Hij in de band van het huwelijk heeft samengebonden. Man en vrouw zijn samen de ene mens. Adam krijgt Eva als de ene vrouw die bij hem past. Met haar vormt hij een eenheid, met haar is hij “één vlees” (Gn 2:24).

God had nog “geest” over, wat in dit verband wellicht betekent dat Hij meer vrouwen voor Adam had kunnen maken. Dat heeft Hij niet gedaan. Hij heeft Adam slechts één vrouw, Eva, gegeven en daarmee het patroon gegeven voor elk huwelijk. Waarom heeft Hij dat zo gedaan? Omdat Hij alleen binnen de heilige band van het huwelijk een door Hem gewenst “goddelijk nageslacht” kan vinden. Hierin ligt opgesloten dat het Gods bedoeling is dat kinderen worden geboren en opgevoed in de sfeer van liefde en trouw die er tussen een man en een vrouw in het huwelijk is.

De mens heeft de levensgeest van God ingeblazen gekregen (Gn 2:7). Daardoor is hij in staat dingen te beoordelen zoals God dat doet. Maar door de zonde is hij verduisterd in zijn denken en kan hij zijn geest niet bewaren. Hij wordt geleid door de overste van de wereld, de duivel, en handelt daardoor tegen alles wat God heeft ingesteld, in het bijzonder tegen het huwelijk.

Ook wie nieuw leven, leven door de wedergeboorte heeft, moet oppassen voor het denken van de wereld. Hij moet met zijn geest op zijn hoede zijn om niet meegesleept te worden in het ongoddelijke denken van de wereld over huwelijk en echtscheiding. Laat niemand die getrouwd is, trouweloos handelen tegen de vrouw met wie hij getrouwd is: “Laat het huwelijk bij allen in ere zijn en het huwelijksleven onbezoedeld, want hoereerders en overspelers zal God oordelen” (Hb 13:4).

Ieder die Gods gedachten verstaat, zal zijn vrouw trouw blijven. Hij zal geen vreemde vrouw trouwen om kinderen te verwekken die voor God zouden zijn. We zien in Nehemia 13 het resultaat van de gemengde huwelijken: “Ook zag ik in die dagen Joden die Asdoditische, Ammonitische [en] Moabitische vrouwen [bij zich] hadden doen wonen. Hun kinderen spraken voor de helft Asdoditisch, en ze konden geen Judees spreken, maar [spraken] overeenkomstig de taal van elk volk” (Ne 13:23-24). Dit is wat verwacht moet worden van gemengde huwelijken. Hier is geen “goddelijk nageslacht” verwekt, hier zijn geen kinderen die God zoeken.

We zien hier ook hoezeer huwelijk, huwelijkstrouw, en kinderen bij elkaar horen. God heeft het huwelijk ingesteld om daardoor kinderen geboren te laten worden. We kunnen aan de hand van Genesis 1-2 zeggen dat de seksualiteit twee kenmerken heeft. God wil die gebruiken voor de voortplanting, het krijgen van kinderen. God geeft seksualiteit ook om van elkaar te genieten, om de vreugde van de herkenning te beleven van de ander als iemand die bij je past. Bij ontrouw aan de vrouw van de jeugd worden beide doelstellingen vernietigd.

God haat de echtscheiding

Dit vers begint met het woord “want”. Dat geeft aan dat wat volgt, direct is verbonden aan het voorgaande. Daar heeft Maleachi Gods plan met het huwelijk getoond en hoe belangrijk het is daarin niet trouweloos te handelen. Dit trouweloze handelen vindt zijn hoogtepunt, of beter dieptepunt, in het wegsturen ofwel de echtscheiding. Voor God is echtscheiding niet slechts een verkeerde keus, het is een verwoesting van Zijn werk, een gewelddadige handeling die Hij verafschuwt.

Het bedekken met het gewaad wijst op de oude gewoonte waarbij een man zijn gewaad over een vrouw werpt om haar als vrouw te nemen en te beschermen (Ru 3:9; Ez 16:8). Maar zo gebruiken zij die hun vrouw wegsturen hun gewaad niet. Ze beschermen niet hun vrouwen, maar ze bedekken daarmee het geweld dat zij tegen hun vrouwen gebruiken. Echtscheiding is vaak vechtscheiding. Wie op echtscheiding aanstuurt, is vaak verhard in zijn natuurlijke gevoelens. Het geweld kan soms lichamelijk zijn, maar vooral ook geestelijk door gebruik van harde woorden die als dolksteken werken (Sp 12:18).

Wie niet dicht bij de Heer blijft, loopt de kans ontrouw te worden aan zijn eigen vrouw. Wie van de Heer vervreemdt, vervreemdt ook van zijn omgeving, het meest van zijn huisgenoten en het allermeest van zijn vrouw. In die vervreemding kan de aandrang om pornografische sites op internet te bekijken niet meer worden weerstaan. Zo gaat iemand steeds meer vreemd. Er worden contacten gelegd via sociale media. Ontmoetingen worden geregeld. Ten slotte is er geen weg meer terug en wordt de echtscheiding in gang gezet.

God haat de echtscheiding omdat het Zijn bedoeling met het huwelijk kapotmaakt. Zijn bedoeling met het huwelijk is, naast de aspecten die hiervoor al zijn genoemd, bovenal dat in elk huwelijk de eenheid tussen Christus en de gemeente zichtbaar wordt gemaakt (Ef 5:31-32). Dat heeft God in gedachten als Hij man en vrouw schept en het huwelijk instelt als de legitieme sfeer waarbinnen de seksualiteit tot volle ontplooiing mag komen. Daarom wordt er in Efeziërs 5 verwezen naar de instelling van het huwelijk in Genesis 2 (Ef 5:31; Gn 2:24).

De Heer Jezus is duidelijk in Zijn onderwijs over echtscheiding (Mt 19:3-9; 1Ko 7:10). Echtscheiding of verstoten is een bijzonder kwalijke zaak. Wie zich van die onlosmakelijke band meent te kunnen ontdoen en meent daardoor ook nog eens vrij te zijn met een ander die onlosmakelijke band te kunnen aangaan, vergist zich zeer. Hij pleegt door het aangaan van een nieuw huwelijk overspel. Hetzelfde geldt voor iemand die met de verstoten vrouw trouwt, want deze verstoten vrouw is nog altijd onlosmakelijk aan haar man verbonden. Dat is zo, zolang hij leeft (Rm 7:2-3).

De uitzondering “niet om hoererij” (Mt 19:9) betreft het geval van iemand die ondertrouwd is. Een voorbeeld daarvan hebben we bij Jozef en Maria. Terwijl zij ondertrouwd zijn, overweegt Jozef om Maria in het geheim te verstoten als hij merkt dat zij zwanger is (Mt 1:18-19). Als iemand ondertrouwd is, is er wel een vaste verbinding, maar heeft de officiële huwelijkssluiting nog niet plaatsgevonden. In het geval van Jozef en Maria in hun status van ondertrouw, zou het verstoten geoorloofd geweest zijn. God neemt Jozef die overweging ook niet kwalijk, maar laat hem weten wat er werkelijk aan de hand is. Dan verstoot hij haar niet.

Copyright information for DutKingComments