Mark 11:9-10

De Heer wordt bejubeld

Het veulen wordt bij de Heer gebracht. Nu legt Gods Geest beslag op de discipelen en ook op de menigten. De discipelen werpen hun kleren op het veulen. Alles wat hun waardigheid gaf, geven ze aan Hem om erop te zitten. Ze stellen het Hem ter beschikking, opdat Hij erdoor wordt rondgedragen.

Velen volgen het voorbeeld van de discipelen en spreiden als eerbetoon hun kleren over de weg, opdat Hij daarover kan gaan. Ook worden er palmtakken op de weg gespreid als een beeld van overwinning. In de optocht die volgt, gaat een menigte voor Hem uit, terwijl een andere menigte Hem volgt. Hij bevindt Zich in het midden van twee menigten, zoals eens de tabernakel werd vooruitgegaan door zes stammen en werd gevolgd door zes stammen (Nm 2:17).

Onder de werking van Gods Geest wordt Hem door de menigte “Hosanna” toegeroepen. Hosanna betekent ‘Red toch!’ of ‘Geef toch heil!’. Ze spreken woorden uit die alleen tot de Messias gericht kunnen worden (Ps 118:26). Ze erkennen Hem als Degene Die komt in de Naam van Jahweh om als de rechthebbende Zoon van David het koninkrijk op te richten.

In het berijden van het veulen vervult Hij de profetie van Zacharia (Zc 9:9). Als de vredelievende Koning komt Hij in nederigheid tot Zijn volk. Het veulen is daarvoor het gepaste beeld (vgl. 1Kn 1:33). Een paard geeft het beeld van strijd en oorlog (Op 19:11).

Hoe weinig de menigten ook begrijpen van wat ze roepen, toch is wat zij roepen volkomen op zijn plaats. Ze verbinden het komende koninkrijk ook met de hoogste hemelen. De redding of de behoudenis is de redding of de behoudenis die in de hoogste hemelen bij God is en bij Hem vandaan moet komen.

De Heer reageert niet op de uitingen van eerbetoon van het volk. Hij wijst het niet af, want het is Gods getuigenis aangaande Hem. Hij aanvaardt het ook niet, want het is geen getuigenis dat uit het hart van een bekeerd volk komt. Hij gaat de tempel binnen, waar de ware dienst aan God zou moeten plaatsvinden. Maar Hij vindt er geen vrucht, zoals de volgende geschiedenis duidelijk maakt. Er is niets voor Hem en niets voor God, alles is leeg.

Met grote waardigheid neemt Hij, als de Rechter van alles, kennis van alles wat in de tempel wordt gedaan. De tempel is het godsdienstig centrum van het volk. Daar kan Hij het best de geestelijke toestand peilen. Zoals Hij in de gemeenten met ogen als een vuurvlam alles bekijkt (Op 1:12-15), bekijkt Hij alles in de tempel. Als Hij alles rondom heeft bekeken – dit staat alleen in dit evangelie –, verlaat Hij zonder iets te zeggen de tempel. Hij, Jahweh, God, heeft Zijn tempel bezocht.

Omdat het al laat is en Hij niet wil overnachten in Jeruzalem, dat Hem verworpen heeft, gaat Hij naar Bethanië. Hij weet dat Hij daar wel welkom is.

Copyright information for DutKingComments