Mark 12:12

Van de Heer is dit gebeurd

De Heer vraagt wat zij denken dat de heer van de wijngaard zal doen. Hij geeft Zelf het antwoord. Daarin zegt Hij dat God zal komen om die landlieden om te brengen. Dat zal gebeuren door middel van de Romeinen die in het jaar 70 Jeruzalem en de tempel zullen verwoesten. Vervolgens zal Hij de wijngaard aan anderen geven – en dus niet meer verhuren (Mk 12:1). Dat heeft Hij gedaan door de vorming van de gemeente.

Die “anderen” zijn in directe zin ook zij die het overblijfsel vormen, degenen van het volk die God wel de vreugde geven die Hij zoekt. Wat God bij de leiders en de massa niet vond, zal Hij Zelf bewerken in een overblijfsel, gelovigen aan wie Jakobus en Petrus hun brieven schrijven. Ook in de massa van de christenheid bevindt zich een overblijfsel dat God de vrucht geeft die Hij zoekt, want de christenheid als geheel geeft Hem die ook niet.

De Heer rondt Zijn onderwijs, dat Hij door de gelijkenis heeft gegeven, af door een Schriftwoord te citeren dat zij goed kennen, maar nooit goed hebben gelezen (Ps 118:22-23). Het citaat wordt uitgesproken door het overblijfsel. Het is de belijdenis van hun verwerping van de Heer Jezus. Deze ware betekenis ervan kennen deze verdorven, verharde lieden niet.

Hij, de Zoon, is de steen die door hen, de bouwlieden, dat zijn de godsdienstige leiders, wordt verworpen. De Heer gaat hier van het beeld van de wijngaard over op het beeld van een gebouw (vgl. 1Ko 3:9). Hij is wel een steen die door de bouwlieden verachtelijk is verworpen, maar Hij is tot een hoeksteen geworden, de steen waarop het hele gebouw rust. Dat is Hij geworden in de opstanding.

De gemeente is het huis van God (1Tm 3:15) en de gemeente rust op Hem (Mt 16:18). Door de gemeente wordt God de vreugde gebracht die Hij zoekt. Petrus schrijft aan het overblijfsel over het huis als een priesterlijk huis waar geestelijke offers worden gebracht aan God (1Pt 2:5). De hele nieuwe schepping rust eveneens op Hem, zoals Hij ook de oude draagt door het woord van Zijn kracht (Hb 1:3).

Deze verandering van verachte steen in onmisbare, uitverkoren hoeksteen kon alleen de Heer, Jahweh, tot stand brengen. Wat veracht is bij de mensen, is uitverkoren bij God. Dat is wonderlijk in de ogen van allen die in Hem geloven. Het geloof verwondert zich over alles wat Hij doet. Het is aanleiding tot verheerlijking van Hem. Ze zien in alles wat Hij doet Zijn grootheid. Hij is de Dienaar Die alles tot stand heeft gebracht. Dit te mogen zien is een groot wonder.

De woorden van de Heer raken het geweten van de godsdienstige leiders. Ze hebben goed begrepen dat Hij hen bedoelt met de gelijkenis. In plaats van dat ze tot inkeer komen, komen ze in opstand. Ze willen Hem grijpen, maar zetten niet door omdat ze bang zijn voor de menigte. Dat is hun kant. De kant van God is dat het daarvoor nog niet de tijd is.

Copyright information for DutKingComments