Mark 6:7

Uitzending van de twaalf

In Zijn liefde voor de ellendigen onder Zijn volk gaat de Heer Zijn dienstwerk uitbreiden door de twaalf uit te zenden. Hij roept hen eerst bij Zich. Vanuit Zijn tegenwoordigheid begint Hij hen twee aan twee uit te zenden. Ze vertrekken niet op eigen initiatief. Pas als Hij de opdracht geeft om ergens heen te gaan, kunnen ze gaan. Hij voorziet hen ook van de nodige macht over de tegenstand die ze zullen ontmoeten. Ze worden twee aan twee uitgezonden, opdat zij van Hem zullen getuigen (vgl. 2Ko 13:1). Hij geeft hun ook macht over de onreine geesten. Hij is de Dienaar, maar Hij is ook God, want het meedelen van die macht kan alleen Iemand Die God is.

Ze hoeven niets mee te nemen dan alleen een staf om op te steunen in hun wandel. Het uitgangspunt is: vertrouwen op de machtige bescherming van Hem Die hen heeft gezonden en dat het hun aan niets zal ontbreken. Hij is de soevereine Heer. Alle dingen staan Hem ter beschikking.

Het aanbinden van sandalen betekent dat ze veel zullen moeten lopen. Om werk voor de Heer te doen moet inspanning worden verricht. In geestelijk opzicht betekent het dat het voor dit werk nodig is dat de voeten geschoeid zijn met de toerusting van het evangelie van de vrede (Ef 6:15). Dat wil zeggen: om een werk voor de Heer te doen moeten wij zelf de vrede van het evangelie in ons hart hebben en in onze wandel tonen, om die vrede ook te kunnen doorgeven waar Hij ons zendt.

Ze hoeven ook geen extra voorzorgsmaatregelen te nemen tegen de kou. Het is niet nodig om twee onderklederen te hebben. Overbodige luxe is alleen maar hinderlijk in het werk. Dienst voor de Heer is geen vakantiereisje.

Hij geeft duidelijke opdrachten voor het verblijf. Ze moeten niet ergens hun intrek nemen, er even blijven en dan weer een ander onderkomen zoeken. Een dergelijk gedrag zou niet spreken van innerlijke rust, maar van onrust. Ze kunnen een huis binnengaan en daar moeten ze blijven tot ze weer naar een volgende stad gaan. Ze hoeven zich geen zorgen te maken over huisvesting. Waar de Heer een hart heeft bereid hen te ontvangen, daar kunnen ze blijven.

Als blijkt dat ze ergens niet welkom zijn en er geen oor is dat naar hun prediking luistert, moeten ze daar niet langer blijven. Ze moeten van die stad zelfs het stof van hun voeten schudden, opdat zij er niets, zelfs het stof niet, van zullen meenemen. Dat zal een getuigenis zijn tegen die stad omdat zij het evangelie afwijzen dat hun gebracht wordt.

De discipelen doen wat de Heer zegt. Hun eerste werk is de mensen oproepen om zich te bekeren. Bij hun prediking maken zij ook gebruik van de macht die ze hebben gekregen om demonen uit te drijven. Ook zalven zij vele zieken met olie, mogelijk als medicijn, maar misschien nog meer als een symbolische handeling waarin de waarde van de zieke als persoon tot uitdrukking komt. Waar zalven in het Nieuwe Testament gebeurt, zien we dat het gebeurt om iemand te eren (Lk 7:38; Jh 12:3), terwijl het niet zalven als een oneer wordt gezien (Lk 7:46). In het Oude Testament worden priesters, koningen en soms ook profeten gezalfd.

Dat de discipelen dit doen met zieken, kan dan ook betekenen dat juist zij die mogelijk aan het leven wanhopen, door deze daad bijzonder bemoedigd worden dat ze toch belangrijk zijn voor God. Ze zouden in de personen die hen zalven weten dat God toch naar hen omziet. De genezing die daarop volgt, levert het bewijs daarvan.

Copyright information for DutKingComments