Mark 9:14-29

De onmacht van de discipelen

De Heer en Zijn drie discipelen komen onder aan de berg weer direct in contact met de macht van de satan, die zich openbaart in de werkelijkheid van de aardse omstandigheden. Onder aan de berg gekomen zien ze de daar achtergebleven discipelen omringd door een grote menigte. Er zijn ook schriftgeleerden aanwezig die met de discipelen een twistgesprek aan het voeren zijn.

Als de hele menigte Hem ziet, maakt Zijn verschijning indruk op hen. Mogelijk is de glans van de heerlijkheid op de berg nog aan Hem te zien. Zij keren zich van het redetwistende gezelschap af en lopen op Hem toe en groeten Hem. Ze voelen aan dat Hij Heer van de situatie is.

De Heer vraagt naar de inhoud van de redetwist. Het antwoord komt uit de menigte, van iemand die zijn zoon bij Hem heeft gebracht omdat deze een stomme geest heeft. In zijn nood is de man naar Hem gekomen, opdat Hij hem zou genezen (Ml 4:5-6). Deze man en zijn zoon zijn het duidelijke bewijs hoezeer de komst van Elia nodig is om een verstoorde vader-zoon verhouding te herstellen, opdat die gaat lijken op de verhouding van de Zoon tot Zijn Vader, zoals die in het voorgaande tafereel op de berg zichtbaar is geworden. Tussen die Vader en die Zoon is volkomen gemeenschap en hier ontbreekt die even volkomen.

De verhouding tussen vader en zoon is een van de mooiste aardse verhoudingen. Alle verhoudingen in de aardse betrekkingen zijn verscheurd door de macht van de satan. Alleen de Heer Jezus kan die herstellen. Daarvoor wil Hij mensen als Elia gebruiken, dienaren die Gods Woord in kracht kunnen spreken.

De vader beschrijft de Heer de ernst van de situatie waarin de jongen verkeert. Nu was hij bij Zijn discipelen gekomen en had hun gezegd dat zij de stomme geest moesten uitdrijven. In Mk 9:17 heeft de man nog gezegd dat hij zijn zoon bij de Heer heeft gebracht en nu zegt hij dat hij de discipelen heeft gezegd de geest uit te drijven. Voor de man waren de discipelen als volgelingen en leerlingen van Hem tot hetzelfde in staat als Hij. Ze waren er echter niet toe in staat, terwijl Hij hun toch eerder die macht had gegeven (Mk 6:7) en zij al vele demonen hadden uitgedreven. Hier kunnen ze het niet, want het ontbreekt hun aan geloof. Als er geen geloofsvertrouwen is, is er geen kracht.

De Heer neemt het hun kwalijk dat zij de jongen niet hebben genezen. Hij noemt hen zelfs een “ongelovig geslacht” omdat zij in dit geval dezelfde kenmerken vertonen als het hele geslacht van Israël. Vervolgens stelt Hij twee vragen waarop Hij geen antwoord verwacht. Het zijn als het ware verzuchtingen van Zijn hart met betrekking tot hun ongeloof. Wij weten het antwoord op beide vragen: Hij is bij hen gebleven tot Zijn hemelvaart en Hij heeft hen verdragen tot het jaar 70, het jaar waarin de Romeinen Jeruzalem en de tempel hebben verwoest.

Hij laat de smekende vader niet zonder antwoord op zijn smeking. Hij gebiedt hem zijn zoon bij Hem te brengen. Dat is altijd de grote troost voor ieder die met een nood rondloopt. De Heer zegt: “Brengt hem bij Mij.” Dat mogen wij doen in het gebed.

Zijn opdracht om de jongen bij Hem te brengen, wordt uitgevoerd. De demon weet, als hij Hem ziet, dat hij direct zal worden uitgedreven. Daarom doet de boze geest zijn uiterste best de jongen nog zoveel mogelijk te beschadigen, voordat hij hem zal moeten verlaten.

De vader

Voordat de Heer tot handelen overgaat, vraagt Hij de vader hoelang dit de jongen al overkomt. Hij wil dat de vader nagaat, wanneer dit gedrag van zijn zoon is begonnen. We moeten de oorsprong van een nood opzoeken, de wortel ervan ontdekken.

De vader weet dat zijn zoon al van zijn jeugd af door een demon wordt geplaagd. Pas nu komt hij ermee naar de Heer. Al die tijd zal hij hebben geprobeerd zijn zoon tot een beheerst gedrag te bewegen, maar zonder resultaat. Ouders die hun kinderen niet meer in de hand kunnen houden, kunnen bij de Heer terecht. Belangrijk is wel om na te gaan of de oorzaak van hun onhandelbaarheid misschien ligt in de wijze waarop zij met hun kinderen in hun jeugd zijn omgegaan. Ze zullen zich moeten afvragen wat ze hebben toegelaten in huis, mogelijk zonder er zelf erg in te hebben gehad, maar wat hun kinderen tot een prooi van de boze heeft gemaakt.

De vader zegt wat de jongen allemaal heeft meegemaakt en wat hij met hem heeft doorgemaakt. Het werpen in het vuur van de beproeving en in het water van de nood zal ook gebeuren met het overblijfsel en Christus zal hen eruit bevrijden (Js 43:2). De vader is ten einde raad en smeekt de Heer of Hij iets kan doen voor de jongen. Hij doet een indringend beroep op Zijn ontferming om hem en zijn zoon te helpen.

De Heer Jezus gaat in op de woorden van de vader “als U iets kunt”. Met deze veronderstelling doet de vader tekort aan de mogelijkheden waarover Hij beschikt. De vader is er niet ten volle van overtuigd dat de Heer in staat is om de geest uit te drijven. Daarom zegt Hij, op een manier die verontwaardiging inhoudt: ‘Wat, “als U kunt”?’ Daarmee bedoelt Hij: ‘Natuurlijk kan Ik dat, daar hoeft u niet aan te twijfelen.’ Het probleem ligt bij de vader. Als die maar kan geloven dat Hij het kan, dan is het mogelijk dat Hij zijn zoon geneest. De Heer zegt als het ware: ‘Het “als” ligt niet aan Mijn kant, maar aan uw kant. Het gaat er niet om of Ik het doen kan, maar of u kunt geloven.’ Veranderingen in onze familie en in de plaatselijke gemeente als familie van God hangen af van ons geloof.

Dan spreekt de vader de woorden die al door talloze gelovigen in de mond zijn genomen als een uiting van verlangen om te geloven en de moeite die ze ermee hebben om het ook werkelijk te doen. Veel gelovigen hebben zich geplaatst gezien voor grote problemen. Ze hebben die grote problemen bij de Heer gebracht in het geloof dat Hij machtig is om die problemen op te lossen. Tegelijk speelde op de achtergrond toch nog de twijfel aangaande de grootte van hun geloof, of ze wel genoeg geloof hebben. Dan mag ook in vertrouwen dat woord worden gesproken waarbij wordt gevraagd om te helpen om te geloven.

De jongen genezen

Hoe zwak het geloof zich ook uitspreekt, het wordt nooit zonder antwoord gelaten. Als de Heer ziet dat de menigte komt toelopen, weet Hij dat het tijd is om te handelen. Hij zoekt met de bevrijding van de gebonden jongen niet de bewondering van de massa. Op een krachtige en ook definitieve manier bevrijdt Hij hem van de onreine geest.

Onder het toedienen van de laatste kwellingen gehoorzaamt de geest het bevel van de Heer en gaat uit de jongen. Hoe ernstig de demon de jongen schade heeft toegebracht, zien we wel als hij wordt als een dode. De omstanders denken dat hij gestorven is. Dan lijkt de Heer de verliezer. Hij is echter de Overwinnaar. Dat bewijst Hij een ogenblik later.

De geest kan zijn prooi niet langer vasthouden. De Heer grijpt met Zijn machtige hand de jongen bij de hand en richt hem op. Door Zijn kracht staat hij op. Christus bevrijdt en geeft kracht om te staan en te gaan. Hij geeft de zoon als het ware uit de doden terug aan zijn vader. Zo wekt Hij ook onze geestelijk dode kinderen tot leven.

De oorzaak van het falen

Als de Heer in huis is gegaan, waar de menigte Hem niet kan volgen en Hij en Zijn discipelen weer onder elkaar zijn, komen zij met de vraag waarom zij de boze geest niet konden uitdrijven. Het is altijd goed om de Heer te vragen waarom ons bepaalde dingen niet lukken. Steeds weer vinden we in dit evangelie dat het huis de sfeer is waarin de Heer vertrouwelijke mededelingen doet aan Zijn discipelen, of waar zij Hem vragen stellen. In het huis luistert de menigte niet mee.

In het gebed erkennen wij onze volkomen krachteloosheid en dat wij volledig van God afhankelijk zijn. De wereld heeft aangename en goede dingen die we mogen gebruiken. Vasten is het bewust tijdelijk afzien van dat soort dingen die op zichzelf niet verkeerd zijn, opdat hart en tijd helemaal gewijd worden aan een bepaalde zaak voor de Heer. Geestelijke kracht verdwijnt helemaal als het leven door de aardse dingen in beslag wordt genomen. Het rijk van God verdringt het rijk van de satan alleen door geloof, gebed en vasten.

Copyright information for DutKingComments