Mark 9:3

De verheerlijking op de berg

Nadat de Heer Jezus in het vorige vers over “de heerlijkheid van Zijn Vader” heeft gesproken, spreekt Hij nu over de komst van die heerlijkheid. Hij heeft het daarover als Hij spreekt over de komst van het koninkrijk van God met kracht. Dan zal Zijn majesteit worden gezien en erkend over de hele aarde. Sommigen van Zijn discipelen zullen daar niet op hoeven te wachten tot na hun dood, als ze er in de opstanding deel aan zullen krijgen. Zij mogen daar al iets van proeven in het volgende tafereel. Zij worden ter bemoediging voor een ogenblik over het lijden en het kruis heen (Mk 8:31-38) in de heerlijkheid getild. Petrus spreekt erover in zijn tweede brief als een tafereel dat spreekt van de kracht en de majesteit van de Heer Jezus (2Pt 1:16).

Dit is een bemoediging voor dienaren, want zij krijgen de beloning te zien die na de dienst op hen wacht. De nadruk ligt op de komst van het koninkrijk in kracht. Kracht is wat dienaren nodig hebben. Die kracht wordt gevonden in de afhankelijkheid van God. Als we vergeten dat we afhankelijk zijn van God, worden we krachteloos.

Markus spreekt over “na zes dagen” omdat hij Christus beschrijft als de ware Dienaar. Het getal ‘zes’ spreekt van de periode van werken van de mens die aan de rust voorafgaat. Zo heeft God zes dagen gewerkt, voordat Hij op de zevende dag rustte van Zijn werken (Gn 1:31; Gn 2:1-2).

De Heer “nam” drie discipelen mee op een hoge berg. Hij is de Heer. Om deel te hebben aan de heerlijkheid van het koninkrijk moet Hij ons daarheen meenemen en moeten we met Hem “afzonderlijk”, alleen, zijn. Tevens is de openbaring van die heerlijkheid nu nog een hemelse aangelegenheid. Vandaar dat Hij Zijn discipelen meeneemt op een “hoge berg”, in de hoogte, weg van het aardse. Hij neemt juist deze drie discipelen mee vanwege de dienst die zij later zullen uitoefenen, om daarvoor hun geloof te bevestigen en te versterken. Zij zullen pilaren in het koninkrijk zijn (Gl 2:9).

De Heer wordt voor hun ogen van gedaante veranderd. Ze zien Hem Die geen “gestalte of glorie had” (Js 53:2) in een uiterlijke heerlijkheid, zoals Hij die in het vrederijk zal hebben. In het evangelie naar Mattheüs straalt Hij als de zon (Mt 17:2). Dat past in het evangelie dat Hem als de Koning beschrijft. Hier hebben we de Dienaar in volmaakte reinheid. Zijn kleren, die “blinkend, hel wit” worden, spreken van Zijn uiterlijke openbaring, van Zijn dienst en van het getuigenis dat Hij aflegt in de wereld.

De beschrijving van de witheid van Zijn kleren is in dit evangelie uitvoeriger en daardoor nadrukkelijker, omdat Markus Hem als de volmaakte Dienaar beschrijft. Bij Hem is geen enkele bevlekking te vinden door iemand die, zoals een volder, het scherpste oog voor reinheid heeft. Het is een reinheid die de bekwaamste aardse reiniger niet kan bewerken. Het is de reinheid van de hemel.

Mensen konden de Heer Jezus tijdens Zijn dagen in het vlees bespuwen en Zijn kleren besmeuren met het bloed dat zij tevoorschijn hadden gebracht door de geselingen. Als Hij regeert, zal dat onmogelijk zijn, maar zal het smetteloze wit het kenmerk van Zijn regering zijn, een kenmerk dat geen enkele regeerder vóór Hem heeft gehad. Het is de regering van de hemel. De verheerlijking op de berg is een profetie. Christus zal het stralende middelpunt zijn van de heerlijkheid van het vrederijk, zoals Hij het ook hier is. De heiligen zullen dan onder hemelse omstandigheden bij Hem zijn, zoals Mozes en Elia.

In deze heerlijkheid verschijnt Elia met Mozes niet aan de Heer Jezus, maar aan de drie discipelen. Voor de Heer zijn zij altijd aanwezig. Samen zijn Elia en Mozes een beeld van alle gelovigen die met Christus zullen regeren. In Elia zien we een beeld van de gelovigen die zonder te sterven naar de hemel zullen gaan, om daarna met Christus te regeren (2Kn 2:1; 11). In Mozes zien we een beeld van de gestorven en begraven gelovigen die zullen opstaan en naar de hemel zullen gaan, om daarna met Christus te regeren (Dt 34:5-6). Mozes is ook de wetgever, en Elia de wetshersteller. Beiden hebben ze het volk op de grondslag van de wet als de enig juiste grondslag voor God geplaatst.

Zij “onderhielden” zich met Hem, dat wil zeggen dat zij in volkomen vertrouwelijkheid met Hem spreken. Markus noemt Elia eerst, want hij heeft geestelijke kracht geopenbaard, een kracht die ook in de toekomst zal worden geopenbaard (Op 11:5). Hij is het ook die de verbinding tussen vaders en kinderen zal herstellen (Ml 4:5-6), waarvan we in de volgende geschiedenis een beeld zien (Mk 9:14-29). Elia is in dit opzicht hier de speciale bemoediging voor de dienaar die deze kracht nodig heeft voor zijn dienst in de huidige tijd.

Petrus is onder de indruk van wat hij ziet. Hij wil dit tafereel vasthouden. Daarom stelt hij voor om drie tenten te maken voor de drie personen voor wie hij grote bewondering heeft. Hij maakt de fout te menen dat dit tafereel blijvend kan zijn en vastgehouden kan worden in tenten. Met het zicht op de heerlijkheid die hem wordt geopenbaard, vergeet hij dat het kruis nog moet komen, want zonder het kruis kan deze heerlijkheid nooit werkelijkheid worden. Ook maakt Petrus de fout te denken dat de Heer Jezus de Eerste onder de grootste mensen is.

Hij en ook de anderen weten niet wat ze zien en hoe ze daarmee moeten omgaan. Behalve bewondering is er ook angst. Tegen de smetteloze reinheid van de hemel steekt de zondigheid van de mens schril af.

Petrus mag dan – onder de indruk van wat hij ziet – de Heer op één lijn plaatsen met de grote mannen van het Oude Testament, de hemel deelt die indruk niet. Integendeel, de hemel verklaart de uitnemende verhevenheid van Christus boven deze grote mannen. Deze verklaring geschiedt zowel door een zichtbaar teken, een wolk, als door een hoorbare stem. De wolk die hen overschaduwt, stelt de heilige woonplaats van God voor, die ook boven de tabernakel was. Petrus en de andere discipelen mogen geen tenten maken, maar zij mogen wel iets beleven wat veel groter is. Zij mogen de woonplaats van God Zelf binnengaan.

De stem die klinkt, is de stem van de Vader, Die verklaart dat de Heer Jezus Zijn geliefde Zoon is. Alleen naar Hem moet worden geluisterd. Alles wat Mozes en Elia hebben gezegd, is de waarheid, is Gods Woord. Door hen leren we Gods gedachten. Maar zij geven getuigenis aangaande Hem en niet samen met Hem. Alles wat zij hebben gezegd, heeft betrekking op Hem en niet op henzelf. Mozes en Elia vertolken slechts Zijn stem. Het christendom is: Hoort Hem. Wie niet naar Hem luistert, gaat verloren.

Na dit indrukwekkende getuigenis zien ze ook niemand meer bij zich dan Jezus alleen. In het licht van het evangelie naar Markus is niets anders belangrijk in de dienst die wij voor Hem mogen doen, dan Hem als de ware Dienaar te zien. “Bij zich” staat alleen in dit evangelie. Hij, Die we zojuist in kracht hebben gezien, is bij de Zijnen, bij ons.

Copyright information for DutKingComments