Mark 9:38-41

Wie niet tegen ons is …

Hoe moeilijk de les van de vorige verzen wordt geleerd, tonen de woorden van Johannes. Na het zoeken van het eigen belang, voorgesteld in de vorige verzen, zien we hier het zoeken van het belang van de groep. Johannes meent dat de groep waartoe hij behoort, superieur is aan iemand die zich niet heeft aangesloten bij het gezelschap waartoe hij behoort en dat de Heer volgt. Buiten dat gezelschap kan volgens Johannes geen zegen zijn. Om werkelijk een dienst voor Hem te kunnen doen, zo meent Johannes, moet de man die demonen uitdrijft zich bij hen aansluiten.

Johannes spreekt er zelfs over dat zij de dienst van de man hebben verhinderd, “omdat hij ons niet volgde”. Hij maakt “ons”, dat is de groep waartoe hij behoort, tot maatstaf van de dienst. Hij is zeker vergeten dat de man doet, waartoe de discipelen door hun ongeloof niet in staat zijn geweest (Mk 9:18). Een dergelijke geest van sektarisme heerste ook bij de groep gelovigen in Korinthe die Christus tot ‘partijhoofd’ had gemaakt (1Ko 1:12-13).

De vraag is niet of iemand zich bij de discipelen aansluit, maar of iets gebeurt in de Naam van de Heer. Als de Heer iemand uitkiest, is dat bepalend. Hoe komt Johannes tot een dergelijke beoordeling, terwijl hijzelf en de andere discipelen daartoe zojuist niet in staat waren? De oorzaak is gebrek aan zelfkennis en de aanmatiging bij de juiste groep te horen. Sommigen gaan mogelijk niet samen met ‘ons’ de gemeentelijke weg, omdat zij bij ons zo weinig vinden van wat ze bij de Heer Jezus vinden aan dienst, nederigheid, liefde, geloof, gebed en vasten. Daarover moeten we ons verootmoedigen. We behoren ons te verheugen over elke dienst die voor Hem wordt gedaan en Hem daarvoor te danken.

De Heer wijst Johannes terecht. Wat de man ook bewoog, de Heer legt in Zijn antwoord de nadruk op Zijn Naam. Omdat de man in Zijn Naam handelt, is hij vóór Christus en niet tegen Hem. De Heer verbindt Zich met wat de man doet. Deze man zoekt niet zijn eigen eer, maar die van Christus. Hij misbruikt de Naam van de Heer niet om zelf naam te maken en de Naam van de Heer te smaden, maar gebruikte die om Hem te eren in de bevrijding van mensen uit de macht van de satan.

Dit beginsel “wie niet tegen ons is, is voor ons” is van belang bij de beoordeling van alles wat voor de Heer Jezus wordt gedaan. Hij verbindt Zijn discipelen in Zijn dienst met Zichzelf. En als het om een dienst voor Hem gaat, is dat geen getuigenis tegen Hem en ook niet tegen Zijn discipelen, maar hebben de discipelen en Hij te maken met iemand die meewerkt aan hetzelfde doel. Als het gaat om de dienst, erkent de Dienaar elke dienst die voor Hem wordt gedaan.

Als Hij zegt “wie niet met Mij is, is tegen Mij” (Mt 12:30), heeft dat betrekking op Zijn verwerping. Wie er niet voor kiest met Hem te delen in Zijn verwerping, kiest in werkelijkheid tegen Hem. Neutraliteit is onmogelijk.

De Heer maakt duidelijk dat zelfs de kleinste dienst die door iemand aan een van Zijn discipelen wordt gedaan, juist omdat hij van Christus is, door Hem zal worden beloond. Een beker water is voor de gever misschien niet veel, maar voor wie echt dorst heeft, is het een grote verkwikking. De Heer verenigt Zich zozeer met Zijn discipelen, dat Hij deze verkwikking aan een van de Zijnen ervaart als aan Hemzelf gedaan.

Zijn discipelen zijn de kleinen, de afhankelijken. Ook Christus heeft Zichzelf tot niets gemaakt (Fp 2:6-7) en is als de afhankelijke Mens hier geweest. Wie dat onderkent en Hem daarom navolgt, is groot voor Hem. Er zijn anderen, die misschien niet ‘met ons’ de weg gaan, die een verkwikking geven aan hen die in Zijn dienst voor Hem zijn uitgegaan. Zij zullen daarvoor van Hem hun beloning krijgen.

Het geven van een beker water lijkt niet veel in vergelijking met het uitdrijven van demonen. De Heer houdt Zijn discipelen dit voorbeeld voor omdat zij de man die de demonen uitdreef niet als een van hen beschouwden. In hun ogen kon die man niet goed bezig zijn omdat hij zich niet bij hun groep had aangesloten. De Heer zegt nu dat zij alles moeten waarderen en aanvaarden wat ze van anderen krijgen, al behoren ze niet tot ‘hun groep’, als dat wordt gedaan “vanwege het feit dat u van Christus bent”.

Een groep kan bijvoorbeeld zo sektarisch zijn, dat alleen lectuur mag worden gelezen die door iemand van de groep is geschreven. Men sluit zich af voor lectuur van andere gelovigen. De Heer zegt hier dat gelovigen alles van andere gelovigen mogen ontvangen die het verlangen hebben ieder te dienen die van Christus is, juist omdat die ander van Christus is. De Heer weet dat te waarderen en zal dat belonen.

Copyright information for DutKingComments