Matthew 17:3

De verheerlijking op de berg

De Heer Jezus neemt Petrus, Jakobus en Johannes mee op een hoge berg. Deze drie discipelen zijn de “sommigen” van het vorige vers (Mt 16:28) tegen wie Hij heeft gezegd dat zij “de dood geenszins zullen smaken voordat zij de Zoon des mensen hebben zien komen in Zijn koninkrijk”. In het tafereel dat volgt, krijgen zij een voorsmaak van wat het zal zijn als de Zoon des mensen in Zijn koninkrijk komt.

Deze gebeurtenis wordt ingeleid met de woorden “na zes dagen”. Zes dagen is de periode van de gewone arbeidsduur van de mens op aarde (Ex 20:9). Als de periode van de werkzaamheid van de mens is afgelopen, komt de zevende dag, de dag van rust. De sabbat, de zevende dag, is een beeld van de rust van het vrederijk. Daarvan geeft de verheerlijking op de berg een indruk en die mogen deze discipelen meebeleven. Van dat rijk is de Heer Jezus het stralende middelpunt. Alle aandacht gaat naar Hem uit.

In het bijzijn van de drie discipelen wordt Hij van gedaante veranderd. De Mens Die uiterlijk in niets van andere mensen te onderscheiden is, Die voor het natuurlijke oog geen “gestalte of glorie” heeft (Js 53:2), krijgt een ander, indrukwekkend, glorieus uiterlijk. Zijn gezicht straalt als de zon. De zon is het beeld van de hoogste heerschappij en heeft heerschappij over de dag (Gn 1:16). Zo zal Hij stralen in het vrederijk, waarover Hij als de Zon der gerechtigheid zal opgaan (Ml 4:2).

Dan zal ten volle werkelijkheid worden wat Zacharia, de vader van Johannes de doper, profeteert als hij spreekt over “de Opgang uit de hoogte” Die de voeten van Zijn volk zal richten op de weg van de vrede (Lk 1:78-79). Dat Zijn kleding wit wordt als het licht, wijst erop dat al de werken van Zijn heerschappij tijdens Zijn hele regering volmaakt rein en vlekkeloos zullen zijn. Hij zal op volkomen doorzichtige wijze het recht uitoefenen.

Petrus heeft dat later allemaal begrepen. Hij schrijft in zijn tweede brief dat hij en de beide andere discipelen “de kracht en komst van onze Heer Jezus bekendgemaakt” hebben als “ooggetuigen van Zijn majesteit”. Hij schrijft er ook over hoe zij hebben meegemaakt dat de Heer Jezus van God de Vader “eer en heerlijkheid” ontving “toen van de luisterrijke heerlijkheid zo’n stem tot Hem kwam: ‘Deze is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik welbehagen heb gevonden’”. Dit vond allemaal plaats toen zij “met Hem op de heilige berg waren” (2Pt 1:16-18).

Terwijl zij met Hem op de berg zijn, verschijnen Mozes en Elia aan hen. Ze verschijnen niet aan de Heer Jezus, want voor Hem zijn zij nooit verborgen geweest. Zij zijn altijd voor Zijn aangezicht. Mozes en Elia vertegenwoordigen de twee pilaren waarop het Joodse stelsel rust. Mozes is de stichter van het volk in verbinding met de wet. Elia is de hersteller van de relatie tussen God en het volk in verbinding met de wet. De discipelen hebben er geen moeite mee hen te herkennen. Ook zien we hier dat in de opstanding het onderscheid tussen personen gehandhaafd blijft, hoewel de aardse verhoudingen voorbij zijn.

De beide mannen spreken met de Heer Jezus. Uit het evangelie naar Lukas weten we dat ze met Hem spreken over de weg die Hij moet gaan om tot het vrederijk, waarvan ze hier een voorsmaak genieten, te komen (Lk 9:31).

Copyright information for DutKingComments