Matthew 21:9

Nederlandse verzen (1-11)

De intocht in Jeruzalem

Jeruzalem komt dichterbij. Met het binnengaan van Jeruzalem begint de laatste week van het leven van de Heer op aarde vóór het kruis. De beschrijving van de gebeurtenissen in deze week is uitvoerig. Ze neemt meer dan een kwart van dit evangelie in beslag.

Er is een tussenstop bij Bethfagé, dat aan de Olijfberg ligt. De Olijfberg is de berg van Gethsémané, de berg vanwaar Christus naar de hemel zal gaan en waarop Hij zal neerdalen bij Zijn tweede komst, dat is Zijn terugkeer naar de aarde in macht en majesteit. Daarvandaan zendt Hij twee van Zijn discipelen uit. Hij zegt waar ze heen moeten gaan. Met Zijn Goddelijke alwetendheid zegt Hij ook wat ze daar zullen vinden. Hij zegt ook wat ze met de ezelin en het veulen moeten doen. Hij weet ook dat er commentaar zal komen. Daarom vertelt Hij hun wat ze moeten antwoorden. Dan zal het de eigenaar duidelijk zijn en hij zal de dieren – niet ‘meegeven’, maar – “zenden”. De eigenaar zal ermee instemmen en ze daarvoor graag afstaan. We zien hoe de Heer de situatie en de harten bewerkt.

Deze opdracht is nodig voor de vervulling van een profetie die vijfhonderd jaar geleden is uitgesproken (Zc 9:9). Op het juiste ogenblik staan de dieren klaar voor hun aandeel in de vervulling. Ook de eigenaar is direct bereid ze af te staan. De ezelin en het veulen zullen de dragers worden van de Heer Jezus Die als Koning naar Zijn volk komt. Hij komt niet te paard om te oordelen (Op 19:11), maar “zachtmoedig”. Dit is de boodschap voor “de dochter van Sion”. Sion is de naam voor Jeruzalem als verbonden met de genade, want Sion is de berg die van genade spreekt (Hb 12:22). “Het jong” spreekt van een nieuw begin.

De discipelen gehoorzamen. Ze gaan naar het dorp dat de Heer heeft aangewezen en handelen naar Zijn opdracht. Als ze met de dieren bij Hem komen, leggen ze als eerbetoon voor Hem hun kleren op de ezelin. Hij aanvaardt dat eerbetoon. Zij stellen in het symbool van hun kleren zichzelf ter beschikking om Hem te dragen.

Onder de werking van Gods Geest komt ook de zeer grote menigte in beweging. Ook zij geven de Heer Jezus hun kleren, nu niet om erop te zitten, maar om eroverheen te rijden. De takken die ze van de bomen hakken, zijn palmtakken, een beeld van overwinning. Zo verwelkomen zij hun Koning. Het is helaas slechts een uiterlijke bevlieging, zonder diepgang. Dat zal blijken als ze binnenkort om Zijn kruisdood zullen roepen. Toch bewerkt God dit eerbetoon aan Zijn Zoon. De macht van God beïnvloedt het hart van de menigte. Hij kan niet toelaten dat Zijn Zoon verworpen zal worden zonder dit getuigenis te hebben ontvangen.

In hun begroeting maakt de menigte gebruik van een vers uit Psalm 118 (Ps 118:26). In die psalm wordt de duizendjarige sabbat bezongen die door de Messias wordt gevestigd als Hij zal worden erkend door Zijn volk. Helaas gaan hun woorden verder dan hun hart. Ze wensen dat Hij zal gaan regeren, want ze hebben al zoveel zegen door Hem ontvangen, maar ze zijn blind voor de toestand van zonde waarin ze zich bevinden.

Als de Heer als Koning de stad Jeruzalem is binnengegaan, zijn de negenenzestig jaarweken vervuld waarover tot Daniël is gesproken (Dn 9:25). Na deze negenenzestig weken zou de zeventigste jaarweek kunnen aanbreken, waarover ook tot Daniël is gesproken (Dn 9:24), dat wil zeggen het vrederijk. Maar, zoals ook tot Daniël is gesproken, de Messias wordt verworpen (Dn 9:26). Het gevolg daarvan is dat die zeventigste jaarweek op dat moment niet in vervulling kon gaan. Die week is uitgesteld, want ook die week zal worden vervuld.

De aanwezigheid van Christus en Zijn hele optreden bij Zijn komst in Jeruzalem veroorzaken opschudding en nieuwsgierige vragen naar Zijn Persoon. Men voelt aan dat Hij de Profeet is. Daarmee bedoelen ze de door Mozes aangekondigde Profeet (Dt 18:15). Dat is Hij ook. Tegelijk is er ongeloof in Wie Hij werkelijk is. Hij is voor hen niet meer dan “Jezus, van Nazareth in Galiléa”, een mens afkomstig uit Nazareth. Ze hebben er geen oog voor dat “Zijn oorsprongen … van oudsher, van eeuwige dagen af” zijn (Mi 5:1). Als Hij niet meer is dan profeet, schiet hun geloof fataal tekort, want dat geloof brengt hen niet tot erkenning van hun zonden van afwijking van God.

Copyright information for DutKingComments