Matthew 24:14-20

Volharden tot het einde

Ze zullen aan den lijve ondervinden hoe groot de haat tegen Christus is, want de vijanden zullen hun haat tegen Christus uitleven op hen die Hem belijden. Nergens op aarde zal een volk zijn dat hen vriendelijk zal behandelen. In die tijd zullen velen als valse belijders door de mand vallen. Zulke personen zullen daarna in het leger van de vijand mee gaan vechten tegen de ware discipelen. Maar ook tussen de vijanden onderling zal er haat zijn. Ze trekken wel als eenheid op, maar ze zijn het niet.

De moeilijkheden en beproevingen komen echter niet alleen van buiten, ze komen ook van binnenuit. Niet alleen door dreiging van buiten zullen de valse belijders openbaar worden. Valse belijders zullen ook herkenbaar worden omdat ze de vele valse profeten die er dan zullen zijn, zullen volgen, blind als ze zijn voor de misleiding.

Samen met een zich afwenden van God en Zijn waarheid zal de wetteloosheid toenemen, dat is de verwerping van elk gezag. Tegelijk zal de liefde van de velen verkoelen, want het egoïsme zal hoogtijvieren. In deze vreselijke tijd met al zijn verschrikkingen en misleidingen komt het erop aan om te volharden tot het einde.

Er is een begin van de weeën, maar er komt ook een einde aan de weeën! Zij die volharden, zijn zij die een levende verbinding hebben met de Heer Jezus, hun Messias. Als het einde komt, zal het koninkrijk overal gepredikt zijn. Het is het koninkrijk dat op aarde gevestigd zal worden, zoals Johannes de doper en de Heer Zelf het hebben gepredikt. De vestiging van het gezag van de ten hemel gevaren Christus zal in de hele wereld gepredikt worden om de gehoorzaamheid van de volken op de proef te stellen. Wie oren hebben om te horen, zullen het voorwerp van hun geloof, Christus, in Zijn heerlijkheid op aarde te zien krijgen.

De grote verdrukking

Om de ernst van de situatie van de dagen die aan Zijn komst voorafgaan te onderstrepen wijst de Heer op wat gesproken is door de profeet Daniël. Hij doelt daarmee op gedeelten in het boek Daniël die ons brengen tot de laatste dagen (Dn 9:27; Dn 11:31; Dn 12:11), of de tijd van het einde (Dn 11:40). De plaats waar zich zal afspelen waarover de Heer hier spreekt, is Judéa, dat is Jeruzalem en omgeving. “De heilige plaats” is de tempel in Jeruzalem. Daar zal “de gruwel van de verwoesting” staan.

Een gruwel is een afgodsbeeld. De gruwel van de verwoesting wil zeggen dat het afgodsbeeld verwoesting zal veroorzaken. Vanwege dat afgodsbeeld zal God grote rampspoed over het land laten komen door de antichrist, de oprichter van het beeld, waaraan hij zich ook verbindt door zich als God te vertonen (2Th 2:4). Het beeld is het beeld van het beest uit de zee en stelt de dictator van het herstelde Romeinse rijk voor (Op 13:12-15).

Het is een woord tot het overblijfsel van Israël en niet tot de gemeente. De Heer zegt hun dat zij die daar in de buurt zijn, moeten vluchten naar de bergen. De bergen zullen de geschikte locatie zijn om zich te verbergen voor de antichrist en zijn volgelingen. Er zal geen tijd te verliezen zijn. De vervolging komt als een stormwind in de woestijn. Elk oponthoud kan fataal zijn. Wie op het dak is, moet niet nog eens zijn huis binnengaan om noodzakelijke dingen op te halen. Wie op het veld is, moet ook geen poging ondernemen om nog een kledingstuk op te halen dat hij ergens anders op het veld heeft gelegd. Het parool is: vlucht voor je leven. Toegeven aan welke andere gedachte ook zal de dood tot gevolg hebben.

De Heer spreekt met medelijden over de zwangeren, zij die op het punt staan nieuw leven ter wereld te brengen, en de zogenden, zij die zojuist nieuw leven ter wereld hebben gebracht. Zij zijn de kwetsbaren. Hij denkt zelfs aan de weersomstandigheden en de godsdienstige verplichtingen. Ze moeten ervoor bidden dat die hun geen parten zullen spelen. Elke belemmering op hun vlucht kan fataal zijn.

Hij zegt deze dingen omdat Hij weet hoe vreselijk die tijd zal zijn. Het zal een tijd zijn van ongeëvenaarde verdrukking. Zoiets is er nooit geweest en zal er daarna ook nooit meer zijn. Het is een tijd die, wat de gruwelen betreft, zijn weerga niet kent. De Heer benadrukt de verschrikking van die tijd door als een troost te zeggen dat die dagen worden verkort. Als Hij die dagen niet zou verkorten, zou niemand die tijd overleven. Die verkorting gebeurt ter wille van de uitverkorenen. Hij kent allen die Hem toebehoren en zorgt er met het oog op hen voor dat het maximum aan leed niet wordt overschreden (vgl. 1Ko 10:13).

Nog eens wijst Hij erop dat die tijd extra zwaar zal zijn vanwege de valse christussen. Als te midden van de grootste beproeving mensen zich aandienen die hulp willen geven, is het een enorme verleiding om daaraan gehoor te geven. Die valse christussen en valse profeten zullen zich presenteren door grote tekenen en wonderen te doen. Het zal allemaal zo echt lijken, dat zelfs de uitverkorenen gevaar lopen in deze misleiding te trappen. Dat moeten ze niet doen, zeker niet nu de Heer het hun van tevoren heeft gezegd. Een gewaarschuwd mens telt voor twee.

Ze moeten zich niet uit hun schuilplaats laten lokken door fraaie woorden om naar een woestijn of een binnenkamer te gaan omdat de Messias daar te vinden zou zijn. De woestijn, waar Johannes predikte (Mk 1:4), is niet het decor van de Messias. Ook bevindt Hij Zich niet in de binnenkamer. Het zijn allemaal valstrikken. Als Hij, de ware Messias, zal verschijnen, zal dat zijn zoals de bliksem die uitgaat van het oosten en schijnt tot het westen. Hiermee beantwoordt de Heer ook de vraag die de discipelen in Mt 24:3 hebben gesteld. Zijn komst zal overal waar te nemen zijn. Ze hoeven alleen op die ‘bliksemflits’ te letten om te weten dat Hij het is Die komt en geen ander.

Hij zal komen als “de Zoon des mensen”, dat wil zeggen om te regeren over de hele aarde en niet alleen over Israël. De eerste daden van Zijn regering zullen oordeelsdaden zijn. Waar de voorwerpen van het oordeel zich bevinden, daar zal Hij verschijnen, zoals gieren zich verzamelen bij dode lichamen.

Copyright information for DutKingComments