Matthew 27:50-51

Door God verlaten

Iedereen heeft Zich tegen de Heer gekeerd. Nu volgt de schepping. Er komt een drie uur durende duisternis. Elk uitzicht wordt Hem benomen. Hij hangt onbeschrijflijk eenzaam tussen hemel en aarde. De aarde wil Hem niet en verhoogt Hem. De hemel sluit Zich nu ook boven Hem.

De duisternis is niet alleen een abnormaal natuurverschijnsel, want het is midden op de dag. Deze bijzondere duisternis is ook een teken van wat er in die drie uren van duisternis gebeurt. In deze uren heerst ook duisternis in de ziel van de Heer Jezus. Hij wordt met de zonden beladen van allen die in Hem geloofd hebben sinds Adam en van hen die nog in Hem zullen geloven tot Hij de nieuwe hemel en de nieuwe aarde heeft gevestigd. Hij wordt tot zonde gemaakt, tot de bron van waaruit alle zonden zijn voortgekomen (2Ko 5:21). Zo oordeelt de heilige God alles wat tegen Zijn wil in de schepping is gekomen in Zijn enige, veelgeliefde Zoon. Hij spaarde Hem niet (Rm 8:32).

Aan het einde van die voor ons ondoorgrondelijke uren klinkt de kreet: “Eli, Eli, lemá sabachtháni.” De diepte van deze uitroep is door ons niet te peilen. Altijd was Christus in volkomen gemeenschap met Zijn God. Nooit is er iets geweest tussen Hem en God. Hij is Gods Metgezel geweest (Zc 13:7) en heeft op volmaakte wijze met Hem gewandeld. De Vader heeft een en andermaal getuigd van het welbehagen dat Hij in Zijn Zoon heeft (Mt 3:17; Mt 17:5).

Al de tijd dat de Heer Jezus op aarde is geweest, heeft Hij God volle vreugde gegeven. Hij, de Zoon van God, is de enige Mens geweest Die alle geboden volmaakt heeft gehoorzaamd. En Hij heeft nog zoveel meer gedaan. De Zoon is ook gehoorzaam geweest in alles wat de wet niet vraagt. Tevens doet de Zoon niet alleen gehoorzaam wat God heeft gevraagd, maar Hij doet het ook uit volkomen liefde voor de Vader. Het is Zijn spijs om de wil van de Vader te volbrengen (Jh 4:34).

En deze Zoon, Die God in alles geëerd heeft, wordt door God tot zonde gemaakt. God stoot Hem van Zich als het meest afschuwelijke voorwerp op aarde. Het zwaard van Zijn gerechtigheid ontwaakt en slaat Hem (Zc 13:7). Van wat er in deze drie uren door de Heer Jezus is heengegaan, kunnen we iets lezen in Psalm 22. Na de drie uren van duisternis waarin Hij tot zonde is gemaakt en Gods oordeel daarover ontving, brengt Hij de grootte en diepte van Zijn smart op de meest treffende wijze tot uiting in Zijn vraag: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?”

Het is een van de weinige keren dat de Heilige Geest een uitspraak van de Heer Jezus onvertaald weergeeft. Hij voegt er voor ons de vertaling aan toe. Dat de jammerklacht van de Heer wordt weergegeven in de taal waarin Hij sprak, verdiept de aanvoeling van Zijn lijden. In de taal van vertrouwelijke omgang uit Hij Zijn diepste gevoelens over de verwerping die Hij nu ondergaat. Alles wat mensen Hem hebben aangedaan, heeft Hij stil en zwijgend verdragen. Maar nu heeft Zijn God Hem verlaten. Dit is onverdraaglijk. Altijd was God bij Hem. Tot in het diepst van Zijn ziel voelt Hij dat God Zich tegen Hem heeft gekeerd.

Hij richt Zich tot God als Zijn God. Altijd is God voor Hem ‘Mijn God’ geweest. De Heer zegt het twee keer: “Mijn God, Mijn God.” Het versterkt het gemis aan de omgang met Zijn God. Dan vraagt Hij waarom God Hem heeft verlaten. Ook dat vloeit voort uit Zijn volmaaktheid. Ook in het dragen van onze zonden deed Hij de wil van God. Tegelijk kon God daardoor geen omgang met Hem hebben. Zonde brengt altijd scheiding tussen de mens en God. Dat gold in de uren van duisternis in volle hevigheid voor Christus. Wij weten waarom God Hem heeft moeten verlaten: het is om onze zonden die scheiding maakten tussen ons en God. Hij deed die scheiding teniet door Zelf die scheiding te ervaren. Wat een genade!

Door de omstanders worden Zijn woorden bewust verkeerd uitgelegd. Wat Hij in Zijn grootste nood tot God roept, wordt spottend uitgelegd als een roep om Elia. Dan is er iemand die toch medelijden met Hem heeft. Geraakt door wat hij ziet en hoort, wil deze omstander Hem te drinken geven om Zijn lijden te verzachten. Tegelijk vervult hij daarmee het woord uit Psalm 69 (Ps 69:22). God doet Zijn Woord in elk detail uitkomen en de Heer Jezus is de vervulling ervan.

Maar Zijn haters kennen geen genade. Ze houden de man tegen die de Heer te drinken wil geven en gaan door met hun bespotting. Ze willen wel eens zien of Elia komt om Hem te verlossen. Ze zijn door de duisternis heen gegaan, maar de angstwekkende indrukken daarvan zijn terstond weer verdwenen als de duisternis voorbij is. Zo reageren veel mensen op situaties van angst. Het brengt hen niet tot God, maar ze gaan in dezelfde goddeloosheid voort als voor hen de situatie weer ten goede is veranderd.

Dan roept de Heer opnieuw en voor de laatste keer met “luider stem”. Zijn ‘luide stem’ geeft aan dat Zijn geestkracht ongebroken is. Vervolgens geeft Hij de geest, wat erop wijst dat het een bewuste, door Hem Zelf gewilde handeling is. Het maakt Zijn gehoorzaamheid compleet. Tot in Zijn dood doet Hij alles wat in de Schrift over Hem staat. Zijn dood is bovennatuurlijk en gaat gepaard met de bovennatuurlijke tekenen die in de volgende verzen worden beschreven.

Gevolgen van de dood van de Heer

Het eerste gevolg van de dood van Christus is dat het voorhangsel van de tempel in tweeën scheurt. De weg naar het heiligdom is nu geopend (Hb 9:8). Zijn dood is de grondslag om tot God te naderen. God, Die altijd verborgen is geweest achter het voorhangsel, openbaart Zich volkomen door de dood van Zijn Zoon. Het hele Joodse stelsel, de verbindingen met God onder dit stelsel, het priesterschap, alles vervalt met het scheuren van het voorhangsel. De gelovige bevindt zich in de tegenwoordigheid van God, zonder voorhangsel ertussen. De heilige God en de gelovige die is gereinigd van zijn zonden, zijn bij elkaar gebracht door de dood van Christus. Wat in de tempel plaatsvond als symbool voor wat in de hemel plaatsvond, werd door niemand waargenomen. Het geloof mag dit heerlijke resultaat weten.

De dood van Christus heeft ook gevolgen voor de materiële schepping. De hele schepping komt in beweging. Zijn dood zal ook daar een grote verandering bewerken (Hb 12:26-28). Deze tekenen zijn daar een voorbode van.

Er is nog een derde gevolg, een derde teken. Dat betreft de ontslapen heiligen. Het werk is volkomen volbracht en door God aanvaard. Zijn opstanding moet nog plaatsvinden, maar de voortekenen ervan zien we in het opengaan van de graven en de opwekking van de lichamen van vele heiligen. Het zijn de eerste bewijzen dat de dood is overwonnen. Voor de mens heeft de dood het laatste woord. Door de dood van Christus is de macht van de dood verbroken en is er “leven en onvergankelijkheid aan het licht gebracht” (2Tm 1:10).

De heiligen die door de dood van Christus levend zijn geworden, komen pas uit de graven als Hij is opgestaan. Hij is de Eersteling van hen die ontslapen zijn (1Ko 15:20; Hd 26:23). Zij zijn de eerste vruchten van Zijn overwinning en volgen Hem. Evenals Hij aan velen verschijnt (1Ko 15:5-8), verschijnen zij aan velen.

Een heidense hoofdman met de bewakers van de Heer Jezus erkennen, door wat zij in Christus hebben gezien, dat Hij de Zoon van God is. Zij belijden hun geloof in Hem (1Jh 4:15).

Waar het mannen aan moed en toewijding ontbreekt, zien we die vaak bij vrouwen naar voren komen, zoals hier. De discipelen zijn verdwenen; de vrouwen staan, al is het op afstand, in de buurt van het kruis om te zien wat er met hun geliefde Meester gebeurt. Drie vrouwen worden nader beschreven. Twee van hen heten Maria. Van twee wordt vermeld dat ze moeder zijn. Van een van hen wordt vermeld met wie ze getrouwd is. Het zijn allemaal vermeldingen die met het leven op aarde te maken hebben. De dood van de Heer verandert de aardse omstandigheden niet. De verhoudingen blijven zoals ze waren. Maria Magdalena is de vrouw die Hem bijzonder liefheeft omdat Hij haar heeft bevrijd van zeven demonen (Lk 8:2).

Maria van Bethanië ontbreekt. Ze hoeft niet hier te zijn. Zoals ze thuis bleef wachten op de Heer toen haar broer Lazarus gestorven was (Jh 11:20) omdat ze Hem kende, zo is ze ook nu thuis omdat ze Hem kent. Ze heeft al afscheid van de Heer genomen en weet dat Hij zal opstaan (Mt 26:6-7; 12). Ze kent Hem door haar omgang met Hem, door het zitten aan Zijn voeten om naar Zijn woord te luisteren (Lk 10:39).

Copyright information for DutKingComments