Micah 4:11-13

Vele volken trekken op tegen Sion

Tussen Mi 4:10 en Mi 4:11 ligt een grote periode die Micha niet noemt. Van de aanstaande belegering door Nebukadnezar gaat de profeet naar de belegering in het laatste van de dagen. Dan zal de laatste grote aanval op Jeruzalem door de verzamelde volken plaatsvinden. Daarover lezen we in Joël 3 en Zacharia 12 en 14.

In Mi 4:2 hebben we de volken ook zien optrekken, maar daar met het verlangen om onderwezen te worden. Voordat het zover is, komen de volken met de bedoeling om de stad en het volk van God definitief te verwoesten. Ze willen de stad ontwijden door alle heilige plaatsen, en dan vooral de tempel, te verwoesten. Ze storen zich aan de heiligheid ervan, ze kunnen het niet verdragen dat deze stad aan God gewijd is.

De vijanden verheugen zich over de pijn die ze de inwoners van Jeruzalem zullen aandoen. Hun diepste reden voor de aanval is hun haat tegen Gods Koning. Tegen Hem verzetten ze zich. Zoals ze Hem hebben verworpen toen Hij op aarde was, zo zullen ze dat straks weer willen doen. Ze verdragen Hem niet omdat Hij hun plannen doorkruist.

De HEERE verzamelt de volken ten oordeel

Maar de heidenvolken kennen de liefde, wijsheid en genade van God ten aanzien van Zijn volk niet. Ook beseffen ze niet dat al hun plannenmakerij hen precies zal brengen waar God hen hebben wil. Als de vijanden zich voor Sion verzamelen om daarmee af te rekenen, besluit de HEERE daar met deze vijanden af te rekenen. Hij verzamelt hen als schoven op een dorsvloer om hen volkomen te verslaan (Jr 51:33).

De koning van Assyrië is een roede in Gods hand om Zijn volk te kastijden. God wil het door die kastijding tot bekering brengen. Maar dat is niet de gedachte die de koning van Assyrië heeft als hij tegen Gods volk optrekt (Js 10:7). God gebruikt de eigenmachtige gedachten van mensen en volken om Zijn eigen plannen te vervullen. Zo is het ook hier. De volken zijn vergaderd tegen Sion als krijgslieden in het veld, maar God verzamelt hen als graanschoven op de dorsvloer (vgl. Op 16:14; 16) om stukgeslagen te worden.

Zij konden niet zo gemakkelijk en zo volledig vernietigd worden als ze niet tegen Sion bijeengebracht waren. Op dezelfde wijze blijken ook de plannen van de vijanden tegen de gemeente het middel te zijn tot hun eigen verderf. Zij bewerken hun eigen ondergang als hun voet wordt gevangen in het net dat zij voor anderen verborgen hebben.

Sion verplettert de volken

Het dorsen, dat wil zeggen het oordelen, van de goddeloze naties zal Hij overlaten aan de verdrukte inwoners van Jeruzalem. Hij zal hen daartoe sterk maken. Dit oordeel is geen wraakzuchtige uiting van gekrenktheid, maar zal gebeuren tot eer van God. De oorlogsbuit zal door de ban aan de HEERE worden gewijd (Lv 27:28). Dat kan bijvoorbeeld gebeuren door de tempel ermee te versieren. In elk geval zal het tot meerdere glorie van Zijn rijk dienen.

“De HEERE”, Jahweh, de God van het verbond met Zijn volk, zal in die dag gekend worden als “de Heere”, Adonai, de Gezaghebber, “van heel de aarde”. Hem behoort alles toe. Hij neemt alles terug wat de volken in ongerechtigheid zichzelf hebben toegeëigend en waarmee ze tegen Hem in opstand hebben geleefd.

Sion zal de eer hebben over de volken te triomferen, wanneer deze als graanschoven op de dorsvloer bijeengebracht zijn. In plaats van bang voor hen te zijn en voor hen te vluchten, zal zij met kracht tegen haar vijanden optreden. Bij haar vijanden zal dan angst heersen en die zullen trachten te vluchten.

Tegenover haar vijanden zal de HEERE hun hoorn – de hoorn is een beeld van kracht – van ijzer maken. Zij zal hen ermee verstoten. Hij geeft haar ook hoeven van koper om hen daarmee te vertrappen. Op deze wijze zal zij vele volken verpletteren die haar zolang vertrapt hebben.

Wanneer Gods tijd is gekomen, zal de dochter van Babel als een dorsvloer gemaakt worden (Jr 51:33). En het wormpje Jakob zal de dorsslede zijn, waarmee God de bergen dorst en vermaalt en waarmee Hij de heuvelen behandelt alsof het kaf is (Js 41:14-15). De situatie is dan omgekeerd, want eerst was Jakob de dorsvloer en Babel de dorsslede (Js 21:10).

Als God Zijn volk een overwinning in het vooruitzicht stelt, wapent Hij het ook met kracht en bekwaamheid. Daarvan moet de dochter van Sion gebruikmaken. In zichzelf heeft ze geen kracht. Maar ze moet ook opstaan. Het is haar verantwoordelijkheid om te gaan dorsen. De eer van de overwinning komt God toe. Sion zal het gedorste koren als een graanoffer op Gods altaar brengen. De buit, door Sions overwinning behaald, zal in het heiligdom gebracht en aan God gewijd worden (vgl. Nm 31:28; Jz 6:17).

Op alles wat wij hebben, moet geschreven staan “HEILIG VOOR DE HEERE” (Zc 14:20-21). Buitengewone zegeningen roepen op tot buitengewone dankbaarheid. God heeft ons in staat gesteld om alles wat we bezitten ook werkelijk te verkrijgen. Daarom moet Hij verheerlijkt worden met alles wat ons deel is geworden.

Copyright information for DutKingComments