Nahum 2:1-4

Inleiding

In dit hoofdstuk zien we dat de HEERE een geweldig leger naar Ninevé zendt om de smaad te wreken die Juda is aangedaan en zijn glorie te herstellen (Na 2:1-4). De stad wordt veroverd, de inwoners vluchten of worden gevangengenomen en de schatten geroofd (Na 2:5-10). De geweldige stad met al zijn heerlijkheid gaat ten onder zonder een spoor na te laten (Na 2:11-13).

De vijand komt eraan

Ninevé wordt meegedeeld dat de “verstrooier”, dat zijn de Meden met de Babyloniërs, eraan komt. De vijand wordt hier niet ‘aanvaller’ genoemd, maar “verstrooier”. De Assyriërs waren er experts in om overwonnen volken te ontheemden en te verstrooien, zodat er geen samenhang meer in die volken was. Daardoor was het niet mogelijk voor overwonnen volken zich te hergroeperen en in verzet te komen. Zij zullen nu zelf verstrooid worden en ervaren wat ze anderen hebben aangedaan (vgl. Ps 68:2; Js 24:1).

De stad wordt ironisch aangemoedigd zich te versterken om weerstand te bieden aan de naderende legermacht. De woorden van Nahum zijn ironisch omdat God besloten heeft de stad te verwoesten. Daarom zal elke verdediging zinloos blijken te zijn. ‘De lendenen sterken’ wil zeggen zich sterk maken, want in de lendenen zit de kracht om te lopen.

Herstel van Israël

Zoals de verwoesting van Ninevé vastbesloten is, zo is ook het herstel van Jakob, dat is Israël, de twaalf stammen, vastbesloten. Jakob en Israël zijn dezelfde persoon, maar met een ander accent. “Glorie” duidt op verhoging of verheffing. Het ziet op de tijd dat Israël in kracht en zegen heerschappij zal voeren over de volken. Dan krijgt Jakob, dat wil zeggen het volk, zijn door eigen schuld verloren gegane glorie weer terug.

De naam Jakob – betekent ‘hielenlichter’ – herinnert aan zwakheid en ontrouw. Jakob is de naam voor het volk in hun afwijking van de HEERE, waardoor ze alle glorie zijn kwijtgeraakt die ze eens bezaten. Die glorie krijgen ze terug als ze hersteld zijn in hun relatie met de HEERE. De glorie die terugkeert, is de glorie van Israël. Israël – betekent ‘vorst van God’ – is de naam van het volk in zijn voorrechten die het van God als Zijn volk heeft gekregen.

De “plunderaars” zijn de Assyriërs die Juda hebben leeggeplunderd. Daarbij hebben ze ook “hun wijnranken te gronde gericht”. “Wijnranken” is een verwijzing naar Israël als de wijngaard, de wijnstok (Ps 80:8-16), waarbij we in de wijnstok de families en in de ranken de leden ervan kunnen zien. Wijnranken zijn een beeld van de vreugde die de HEERE bij Zijn volk voor Zichzelf zoekt. In de tijd van Israëls ontrouw was die vreugde er niet (Js 5:1-7). Hier wordt de schuld daarvan gelegd bij de Assyriërs, wat een reden te meer is om hen te oordelen.

Het leger van de vijand

Hier wordt het leger van de Meden en de Babyloniërs beschreven dat in Na 2:1 is aangekondigd. Met “zijn helden” worden de helden van het leger van de Meden en de Babyloniërs bedoeld. Het is tevens mogelijk hen te zien als de helden van de HEERE omdat Hij dat leger inzet tegen Ninevé (vgl. Js 5:26-30; Js 10:5-6; Js 13:3).

De rode kleur overheerst in dat leger (vgl. Ez 23:14), mogelijk door het gebruik van rode verf of omdat de wapens met koper zijn overtrokken. Het is de kleur van de agressie (groen is een rustgevende kleur). Het militaire tenue is ook rood, door het gebruik van karmozijn. Het schudden van de lansen is een gebruik om de vijand te imponeren, om te laten zien hoe bedreven ze in het gebruik ervan zijn.

In een razend tempo overrompelt de vijand Ninevé. In het schijnsel van de zon lijken de stalen wagens op brandende fakkels. Door hun grote snelheid doen ze denken aan bliksemflitsen. De strijd speelt zich af in de straten en op de pleinen. Er is voor de Ninevieten geen vat op te krijgen. Ze worden erdoor verteerd als door het vuur van fakkels. Alles gebeurt met de snelheid van de bliksem.

Copyright information for DutKingComments