Nehemiah 1:1

Inleiding

Vooraf

De aanleiding tot het schrijven van dit commentaar over het boek Nehemia is een serie lezingen over dit bijbelboek in Gummersbach, Duitsland. Ik heb met veel vreugde de rijke lessen uit dit boek mogen delen met de gelovigen die de lezingen bezochten. Wat ik in de voorbereiding heb mogen verzamelen, heb ik zodanig bewerkt dat het geheel, nu als commentaar, kan worden aangeboden aan ieder die er kennis van wil nemen.

Het boek bevat rijke lessen voor hen die in de gemeente van God voorgangers zijn. Hiermee bedoel ik niet door mensen aangestelde voorgangers, maar gelovigen die in hun leven laten zien dat zij naar de normen van Gods Woord willen leven en daarin voorbeelden voor anderen zijn (Hb 13:7). Het zijn rijpere gelovigen die zorg dragen voor Gods gemeente (Hb 13:17; Hd 20:28). Zulke gelovigen zullen niet heersen, maar dienen (1Pt 5:1-3). Hun grote voorbeeld is de Heer Jezus, Die in het midden van de discipelen was “als Degene Die dient” (Lk 22:26-27).

Dat betekent niet dat dit boek geen lessen zou hebben voor hen die geen voorgangers zijn. De Heer Jezus is hét Voorbeeld van dienstbaarheid voor iedere gelovige. Ieder van Gods kinderen wordt opgeroepen te leren van Hem als de Voorbeelddienaar. Omdat Nehemia zoveel op Hem lijkt, staat dit boek vol van toepassingen voor iedere gelovige.

De geschiedenis en de persoon van Nehemia geven een ruim aanbod van situaties die we zo naar onze tijd kunnen vertalen. In elke situatie zien we Nehemia optreden op een wijze die bij die situatie past. Het lijkt wel alsof hij overal aanwezig is en overal een passend antwoord op heeft. Hij weet trouwens ook op tijd terug te treden. We zullen ontdekken dat het geheim daarvan zijn intense gebedsleven is.

Dienstbaar zijn betekent niet een ‘watje’ zijn. Nehemia is geen slappeling. Voor God maakt hij zich klein; daarom is hij onbevreesd in zijn optreden voor mensen. Hij treedt met gezag en, indien nodig, hardhandig op, ongeacht wie hij voor zich heeft. Zo roept hij kwade praktijken een halt toe en brengt hij een omkeer in verkeerde situaties.

Wat is deze man tot zegen voor Gods volk geweest! Het is mijn wens en gebed dat wij op Nehemia willen lijken en daartoe de lessen van dit boek ter harte nemen.

De toelichting van de verzen van Nehemia 1-2 sluit ik, als een soort samenvatting, af met enkele lessen die ik erin zie. Ik hoop dat het een stimulans voor de lezer is, zelf deze lessen in de volgende hoofdstukken te ontdekken.

Ger de Koning

Middelburg, herzien juli 2021

Inleiding op het boek Nehemia

Het boek is geschreven door Nehemia zelf en is daarom een autobiografie. Toch vertelt hij niet meer over zichzelf dan nodig is voor het zien van zijn verbinding met het volk van God en zijn dienst aan hen.

Het onderwerp van het boek Nehemia is de herbouw van de stadsmuur rondom Jeruzalem. De stad is het gebied waar het leven van alle dag zich afspeelt. Het boek handelt over het burgerleven van de Israëlieten, maar in een situatie dat zij aan de heidenen onderworpen zijn.

Nehemia verschijnt in het twintigste jaar van Arthahsasta – ook genoemd Artaxerxes (465-424 v.Chr. koning van het Perzische rijk) – in Jeruzalem. Dat is dertien of veertien jaar na de terugkeer van Ezra in Jeruzalem, die daar in het zevende jaar van Arthahsasta is aangekomen. Tussen de terugkeer onder Kores, vermeld in Ezra 1 (Ea 1:1), en de aankomst van Nehemia in Jeruzalem (Ne 2:1-11) ligt ca. negentig jaar. Met de komst van Ezra en later die van Nehemia, heeft God Zijn eigen bedoelingen. Nehemia respecteert de plaats die Ezra heeft. Nehemia heeft daar oog voor, zoals blijkt uit zijn boek (Ne 8:1-2; 10; Ne 12:27-43). Er is geen jaloersheid.

Ezra is een schriftgeleerde en ook een priester. Hij is een onderzoeker van het Woord van God, waarin hij zijn bronnen heeft die hem voorzien van kracht om te handelen. Nehemia is meer een praktische man, een man die bezig is met de dingen van alledag. Ze hebben beiden dezelfde gezindheid. Hoe komt het dat de situatie zo is geworden dat er een Nehemia nodig is, terwijl Ezra toch ook in Jeruzalem is? Wordt de dienst van Ezra niet meer zo gewaardeerd, is er geen verlangen meer naar?

De mensen die we in het boek Nehemia ontmoeten, zijn zij die in het boek Ezra zijn teruggekeerd, maar dan een tijd later. Het verval is gekomen. Nehemia wordt gekenmerkt door een diep gevoel van de vervallen toestand van Gods volk. Tegelijk wordt Nehemia ook gekenmerkt door het besef van de trouw van God. Gelukkig dat de HEERE mannen als Nehemia kan sturen wanneer de dienst van Ezra niet meer zo nadrukkelijk aanwezig is.

In Nehemia gaat het om de bouw van een muur om de stad van God, waarin de tempel van God staat. Hij woont bij Zijn volk. De persoonlijke toepassing van het boek is dat wij rond de stad van onze ziel een muur bouwen, in het besef dat ons “lichaam [de] tempel is van [de] Heilige Geest” (1Ko 6:19). Bij deze bouw ontmoeten we tegenstand. Die moeten we overwinnen. Dat geeft strijd en vraagt om waakzaamheid. Als het volk zegt ‘laten we opstaan en bouwen’, zegt de vijand ‘ik zal opstaan en weerstand bieden’.

Het boek Nehemia is misschien wel het meest fundamentele boek van de Bijbel als het gaat om de persoonlijke dienst voor God. Er bestaat voor de mens in het algemeen en voor de gelovige in het bijzonder geen recht op het kiezen van een eigen invulling van het leven. Het beginnen aan een studie voor een beroep of het opzetten van een carrière in het zakenleven of het bezig zijn met welk ander werk dan ook, zonder naar de wil van God te vragen, is niet alleen dwaas, het is ook zonde.

De aanspraken van de Heer moeten volledig worden erkend. Hij moet in alle dingen de eerste plaats innemen. Ons gebed moet zijn: ‘Heer wat wilt U dat ik doen zal en hoe en waar en wanneer wilt U dat ik het doe?’ Daartoe moeten alle gebieden van ons leven aan Hem worden uitgeleverd: gezin, beroep, gemeente. Dan kan God Zijn doel met ons bereiken en zal ons leven in de ware zin van het woord succesvol zijn.

Een indeling van het boek:

1. De dienaar en zijn bijzondere opdracht (Nehemia 1-3).

a. De dienaar wordt voorbereid, de verborgen oefeningen van het hart (Nehemia 1).

b. De weg wordt voorbereid, de omstandigheden bestuurd (Nehemia 2).

c. De herbouw van de muur en de poorten (Nehemia 3).

2. Tegenstand en maatregelen tegen de aanvallen van de vijand (Nehemia 4-7).

3. Het weer instellen van het gezag van Gods woord (Nehemia 8-10).

4. Het bestuur van de stad (Nehemia 11-13).

Nehemia, afkomst, tijd en plaats

Naam en afkomst Nehemia

Nehemia betekent ‘vertroost door Jahweh’. Als balling is hij ver verwijderd van de plaats die de HEERE uitgekozen heeft om Zijn Naam te laten wonen, maar hij ervaart de troost van de HEERE. Dat betekent dat hij die troost heeft gezocht. Troost hebben we nodig als we verdrietig zijn. De oorzaak van verdriet kan heel verschillend zijn. Om een Nehemia te zijn is het nodig de troost van de Heer te kennen.

Hij is de zoon van Hachalja. Hachalja betekent ‘wacht op Jahweh’. Voordat hij een taak van de HEERE krijgt met het oog op Zijn volk, moet hij leren wachten op de HEERE (vgl. Kl 3:26). Geduld is vaak een groot struikelblok in het werk voor de Heer. Een verlangen hebben om iets voor de Heer te doen is één ding. Het is een ander ding op Zijn tijd te wachten.

De tijd waarin Nehemia leeft

We schrijven “de maand Chisleu, in het twintigste jaar”. De maand Chisleu is op de Joodse kalender de derde maand van het burgerlijk jaar, het begin van de winter. Bij ons staat er dan november / december op de kalender. Vanaf ca. 165 v.Chr. wordt op de vijfentwintigste van deze maand het “[feest van] de tempelwijding” (Jh 10:22) gevierd. Dit feest, ook wel ‘Chanoekafeest’ genoemd, wordt gevierd ter herdenking van het herstel en de reiniging van de tempel door Judas de Makkabeeër. Deze heeft de ontwijding daarvan door Antiochus Epíphanes tenietgedaan en de tempel opnieuw aan God gewijd.

“Het twintigste jaar” is het twintigste jaar van de regering van koning Arthahsasta (Ne 2:1). Arthahsasta wordt koning in 465 v.Chr. Over het leven en het werk van Nehemia wordt dus iets verteld in de periode vanaf 445 of 444 v.Chr. De aanduiding van het jaar geschiedt naar de tijd dat een vreemde heerser het voor het zeggen heeft in Israël.

We kunnen de jaaraanduiding een ‘ruwe’ datering noemen en de aanduiding van de maand Chisleu een ‘fijne’ datering. Beide tijdsaanduidingen zijn van belang voor de dienaar. Hij moet Góds kalender kennen (Chisleu) en de kalender die men in de wéreld hanteert (het twintigste jaar van Arthahsasta). Hij moet het besef hebben dat God regeert, terwijl de satan nog “de overste van de wereld” is (Jh 14:30). De dienaar heeft oog voor wat de wereldleiders beslissen. Toch laat hij zich niet door die beslissingen leiden, maar toetst die beslissingen aan het Woord van God.

Waar Nehemia zich bevindt

De beschrijving van de dienst van Nehemia begint als hij zich “in de burcht Susan” bevindt, de verblijfplaats van de Perzische koningen. Dit wil zeggen dat hij helemaal is omgeven door vijanden van Gods volk. Hij leeft te midden van mensen die met God geen enkele rekening houden, terwijl hij wel rekening met Hem houdt. Zijn hart is voortdurend in het land waar hij thuishoort.

Hij is aan het hof van de machtigste man van die tijd. Daarin zien we dat God op alle plaatsen een overblijfsel heeft voor Zijn Naam. Zo weten we ook van een Godvrezende Obadja aan het hof van Achab (1Kn 18:3) en van heiligen in het huis van de keizer (Fp 4:22).

Enkele lessen

1. Ieder die iets voor de Heer wil doen, moet kunnen vertellen wie hij is in zijn relatie met de Heer, hoe hij die beleeft, Wie de Heer voor hem is en wat de Heer van hem verwacht.

2. Hij moet het geestelijke klimaat van Gods volk aanvoelen. De winter staat voor de deur. De gemeente, Gods volk nu, bevindt zich voor het grootste gedeelte in een lauwe ‘Laodicéa’-toestand, nog niet helemaal koud, maar ook niet meer warm. Toch kan de trouwe gelovige zich in die tijd helemaal aan de Heer toewijden. Zijn verlangen zal zijn dat de tempel, waarmee in het Nieuwe Testament zowel de gemeente als het lichaam van de gelovige wordt aangeduid (1Ko 3:16; 1Ko 6:19), weer zal beantwoorden aan Gods bedoeling. Daarvoor wil hij zich inzetten.

3. Hij moet weten dat hij in de wereld geen rechten heeft. Hij is afhankelijk van de gunst van hen die boven hem staan.

4. Hij moet zich ook bewust zijn van het geestelijke klimaat van de wereld waarin hij leeft. De vijandschap tegen God en Zijn Woord manifesteert zich op steeds brutalere wijze.

Copyright information for DutKingComments