Nehemiah 13:26

Het kwaad van gemengde huwelijken

Nehemia neemt een nieuw kwaad waar. Het gaat niet goed in de gezinnen van de Judeeërs. Hij merkt dat aan de spraak van de kinderen uit die gezinnen. Hij spreekt de Judeeërs erover aan en raakt zo verbolgen, dat hij hen vervloekt, slaat en de haren uittrekt en hen bij God bezweert niet door te gaan met deze zonde. Zijn heftige reactie laat zien, hoe groot dit kwaad is.

Nehemia wijst zijn gehoor op Salomo. Met alle respect voor koning Salomo, maar ook hij heeft hierin zeer gezondigd (1Kn 11:1-8). Het feit dat hij door God bijzonder bevoorrecht is, heeft hem niet kunnen bewaren voor dit grote kwaad. God verbloemt het kwaad niet, ook niet en juist niet van hen die het dichtst bij Hem zijn. Door Salomo als voorbeeld aan te halen laat Nehemia zien dat een bevoorrechte positie geen vrijbrief is voor de zonde. Juist het kwaad dat bevoorrechte mensen doen, zal God bestraffen, omdat zij beter moeten weten (Am 3:2).

Zonder aanzien des persoons wijst Nehemia op Salomo. Zonder aanzien des persoons handelt Nehemia met de familie van de hogepriester Eljasib. Wat is begonnen met het inrichten van een grote kamer voor Tobia (Ne 13:4-5), eindigt in een huwelijk tussen de kleinzoon van de hogepriester en de dochter van de vijand van Gods werk (Ne 2:10). En zoals Nehemia Tobia met al zijn spullen uit Gods huis heeft gegooid (Ne 13:8), zo jaagt hij de man weg die deze gruwelijke verbinding is aangegaan.

Het betreft hier een priester. Deze heeft een duidelijk voorschrift overtreden. Wat voor het hele volk geldt, dat een lid ervan alleen met iemand uit het eigen volk mag trouwen, geldt zeker voor de priester (vgl. Lv 21:7; 14). Hij is iemand met een voorbeeldfunctie. Als zo iemand fout gaat, mag hij onder geen beding in zijn functie gehandhaafd blijven, maar moet er met hem gehandeld worden naar het voorbeeld dat Nehemia stelt.

Als de werkelijke belangstelling voor Gods huis vermindert, komen daarvoor de vriendschappen met de wereld in de plaats. Wij mogen onszelf wel afvragen: Welke ‘dochter van Sanballat’ heeft onze liefde gevangengenomen en ons hart beroofd van onze trouw aan de Heer? Welke ‘vreemdeling’ of ‘buitenlander’ heeft ons van de Heer weggetrokken? Welke ‘Delila’ heeft onze geestelijke kracht weggenomen (Ri 16:16-21)?

We leren belangrijke lessen van de verkeerde verbintenissen die worden aangegaan door de kinderen van de families die tot Gods volk behoren. We zien hoe een verbintenis met de wereld tot uiting komt in de taal die onze kinderen spreken. Het onderwijs van de moeder (Sp 1:8) neemt in de ontwikkeling van het kind een grote plaats in. Een kind uit zich zoals het dat van zijn moeder leert. Nehemia hoort een mix van Judees en Asdoditisch, waarbij het Asdoditisch de boventoon voert.

Asdoditisch is de taal die wordt gesproken in Asdod, een Filistijnse stad, die onder Gods oordeel ligt (Jr 25:20). Filistijnen zijn een beeld van belijders van het christendom, maar zonder nieuw leven te hebben. Het zijn die christenen die af en toe een bijbels geluid laten horen, maar die hun leven niet onderwerpen aan de wil van God (2Tm 3:5). Ze leven voor hier-en-nu. Aan God en Zijn Woord wordt slechts ruimte gegund voor zover zij dat kunnen gebruiken om indruk en winst te maken.

De populariteit van de Nieuwe Bijbelvertaling is daarvan een actueel en onthutsend voorbeeld. Met een mediaspektakel dat rond de presentatie van een bijbelvertaling nooit eerder is vertoond (2010), is dit boek op de markt gelanceerd. Alles ademt een werelds denken en doen, terwijl men zegt dat men het Woord van God wil promoten.

Wie voedt onze kinderen op? Doen we dat zelf, aan de hand van en onderworpen aan Gods Woord? Iemand schreef: We krijgen te maken met een eerste generatie die niet is opgevoed door een vader en moeder, maar door de media. Zullen wij toestaan dat de media onze kinderen opvoeden? Laten we de volgende vragen eens eerlijk onder ogen zien: Kennen onze kinderen de chattaal, straattaal en sporttermen beter dan de taal en termen van de Bijbel? Kennen onze kinderen de liederen van de wereld beter dan de liederen van Gods kinderen?

Als we (een van) deze vragen met ‘ja’ moeten beantwoorden, is het de hoogste tijd hierin verandering aan te brengen. Voelen we ons hiertoe niet in staat? Laten we dan hulp vragen. Maar laat die situatie niet voortbestaan. Laten we met alle kracht tot God om hulp roepen en Hem en onze kinderen ons falen belijden. Dan zal Hij zeker de uitweg wijzen. We kunnen onze nood met anderen delen en gebedsmedestanders zoeken om samen te strijden in de gebeden voor onze kinderen en ook die van anderen.

De noodklok moet worden geluid. Er mag geen tijd meer verloren gaan. Elke seconde telt. Het gaat om de gezinnen van Gods kinderen. Ouders verliezen het contact met hun kinderen. Ze lijken machteloos te moeten toezien hoe hun kinderen steeds meer in het wereldwijde web komen vast te zitten. Ik bedoel hiermee niet te zeggen dat we net zoveel van internet moeten weten als onze kinderen. De vraag is, hoe ons contact met God is. Het loopt Hem niet uit de hand.

Laten we opnieuw ons vertrouwen op Hem richten en bereid zijn om Zijn aanwijzingen met ons hele hart op te volgen. Hij zegt: “Ik onderwijs u en leer u de weg die u moet gaan; Ik geef raad, Mijn oog is op u” (Ps 32:8). Wij mogen een voorbeeld nemen aan Ezra en ons daardoor laten bemoedigen: “Toen riep ik daar bij de rivier Ahava een vasten uit, om ons te verootmoedigen voor het aangezicht van onze God [en] om Hem om een voorspoedige reis te verzoeken voor ons, voor onze kleine kinderen en voor al onze bezittingen … Wij vastten en verzochten onze God hierom, en Hij liet Zich door ons verbidden” (Ea 8:21; 23).

Laten wij gehoor geven aan de oproep van Jeremia:

“Stort uw hart uit als water

voor het aangezicht van de Heere!

Hef tot Hem uw handen op,

vanwege het leven van uw kleine kinderen” (Kl 2:19b).

Copyright information for DutKingComments