Nehemiah 13:6

Een vijand verwijderd uit Gods huis

Een volgend kwaad wordt ontdekt, ditmaal pas als Nehemia weer terug is in Jeruzalem. Hij is namelijk na de inwijding van de muur teruggegaan naar het hof van de koning van Perzië en zal daar zijn oude beroep van schenker weer hebben uitgeoefend. Als hij dit enige tijd heeft gedaan, vraagt hij opnieuw toestemming om naar Jeruzalem te mogen gaan. De toestanden die hij dan aantreft, brengen hem tot een kordaat optreden tegen de heersende misstanden van verschillende aard.

Hij treedt overigens pas op als het kwaad is komen vast te staan. Zijn optreden lijkt hard. Het optreden van Nehemia is echter niet hard; de zonde is hard en bitter. Het harde optreden van Nehemia is als het harde optreden van Paulus tegen valse broeders, omdat zij de waarheid van het evangelie ondermijnden, en tegen Petrus, omdat hij en Barnabas niet recht wandelden naar de waarheid van het evangelie (Gl 2:4-5; 11-14).

Het eerste kwaad dat hij opmerkt, betreft een man die vanwege zijn hoge positie aanzien onder het volk geniet. Het gaat om de hogepriester Eljasib (Ne 13:4; Ne 13:28; Ne 3:1). Een officiële status onder het volk van God is echter geen garantie om niet af te dwalen. Eljasib presteert het om Gods huis te verontreinigen door er plaats te bieden aan een vijand van Gods volk, de Ammoniet Tobia. Hij heeft een groot vertrek voor de grote tegenstander van Gods werk ingericht. Dit doet ruimhartig aan, terwijl het optreden van Nehemia als enghartig aangemerkt zou kunnen worden. Maar bij Eljasib zien we de ruimhartigheid van het vlees, terwijl wat Nehemia doet, geheel in overeenstemming met de gedachten van God is.

Het vertrek waar Tobia intrek heeft genomen, is een vertrek waar eerder van alles opgeslagen heeft gelegen wat van belang is voor de dienst in het huis van God. Eerder heeft het volk zich nog verplicht ervoor te zorgen dat het daaraan niet zal ontbreken (Ne 10:32-39). Ze hebben plechtig verklaard het huis van hun God niet aan zijn lot over te laten.

We zijn nu twaalf jaar later. Het vertrek is leeg wat betreft de middelen waardoor de dienst in Gods huis voortgang kan vinden. In plaats daarvan heeft de vijand deze ruimte aangeboden gekregen om er te wonen. Als ons leven niet gevuld is met dienst aan God, zal de duivel ons leven gebruiken om zijn doel te dienen. Ons leven zal dan bijdragen aan de afbraak van de dienst aan God.

Nehemia is er de man niet naar om het kwaad te omzeilen en te doen alsof hij het niet ziet. Als hij ziet wat er is gebeurd, gaat hij niet vriendelijk aan Eljasib vragen of die ervoor wil zorgen dat Tobia uit de tempel wordt verwijderd. Hij wordt toornig en pakt alle spullen van Tobia en werpt die uit de tempel. Dit is een toorn die terecht komt over de zonde die ongestraft in Gods huis plaatsvindt. Iedere Godvrezende komt tegen zulke brutaliteit in opstand. Het gedrag van Eljasib is zo strijdig met Gods heiligheid, dat elke traagheid om hiertegen op te treden, als zonde moet worden aangemerkt.

Het is niet de aanwezigheid van het kwaad waardoor het karakter van de tafel van de Heer teniet wordt gedaan, maar de weigering om het te oordelen. Het vreselijkste kwaad is geen reden om weg te blijven van de tafel van de Heer. Het roept de verplichting op alles te doen om het kwaad te verwijderen. Het is in de gemeente niet een zaak die door één persoon behandeld kan worden. God wil dat de gemeente als geheel handelt. Als Paulus heeft gehoord van het vreselijke kwaad dat in de gemeente in Korinthe wordt gevonden (1Ko 5:1), schrijft hij niet dat zij nu geen gemeente van God meer zijn, maar dat zij het kwaad moeten wegdoen.

Tobia, de man van wie Nehemia heeft gezegd dat hij part noch deel heeft aan Jeruzalem (Ne 2:20), heeft nota bene een kamer in het huis van God gekregen tijdens zijn afwezigheid. Dit is alleen mogelijk geweest door onoplettendheid van de poortwachters.

Welke ‘Tobia’ hebben wij ruimte in ons hart gegeven, omdat ‘Nehemia’ in ons een tijd afwezig is geweest? Wie of wat staat centraal in ons leven, als het niet (meer) de Heer Jezus en Zijn belangen zijn? Welke huisraad van Tobia is de tempel van ons leven binnengekomen en heeft de Heilige Geest eruit verdreven wat Zijn werkzaamheid betreft? Heel wat christenen veroorloven machten invloed uit te oefenen in hun leven die alleen de Heilige Geest zou moeten hebben.

We moeten Tobia en al zijn huisraad er zonder pardon uitgooien. Wat staat er in onze boekenkast, welke tijdschriften lezen we, naar welke films kijken we, wat zoeken we op het wereldwijde web op, naar welke muziek luisteren we? Moeten we iets uit onze collectie gooien? Welke plaats neemt de klerenkast in ons denken in? Er moet ruimte komen voor God en de dienst aan Hem!

Nehemia is totaal niet onder de indruk van de hoge plaats van Eljasib. Het vereist juist een des te doortastender optreden en een openbare bestraffing (vgl. Gl 2:11-14; 1Tm 5:19-20). Hij verontschuldigt zich ook niet. Hij handelt op een wijze die we later zien bij de Heer Jezus als Hij de tempel reinigt (Jh 2:14-16).

De vertrekken zijn verontreinigd door de bewoning van Tobia. Ze moeten daarom eerst gereinigd worden, voordat er weer iets in kan worden gebracht wat tot Gods eer is. Als wij dingen hebben toegelaten in ons leven of in de gemeente, dan is het niet voldoende dat te verwijderen. Het verwijderen moet gebeuren onder belijdenis dat het door onze onoplettendheid mogelijk is geworden. We zullen ons opnieuw aan de Heer moeten toewijden, in het besef dat in ons geen garantie is dat het niet weer zal gebeuren.

Copyright information for DutKingComments