Nehemiah 9:5

Oproep om de HEERE te loven

Nadat de Levieten zich tot de HEERE hebben gewend, betrekken zij ook het volk in hun naderen tot Hem. Zij roepen het volk op om te gaan staan en de HEERE te loven. De schuldbelijdenis begint met een oproep om de HEERE te loven, waaraan de Levieten direct uiting geven. Ware schuldbelijdenis van het volk van God vindt plaats in een geest van vertrouwen in de goedheid van de HEERE. De bewijzen van die goedheid worden uitvoerig genoemd. Naarmate de goedheid van de HEERE ons duidelijker voor de aandacht komt, des te groter zal het schuldbesef zijn dat we tegenover zo Iemand ons zo hebben misdragen.

De Levieten richten zich tot de HEERE met in de eerste plaats de erkenning van Zijn heerlijke Naam, een Naam die in feite alle lof en prijs te boven gaat. Ze zijn zich bewust te staan voor Hem voor Wie alle menselijke denken en omschrijven tekortschieten. Wat Zijn Naam allemaal inhoudt, gaat ons bevattingsvermogen te boven (Op 19:12b; Mt 11:27). Dit besef zou ook ons meer moeten kenmerken. Dat zal ons bewaren voor een ongepast familiair omgaan met de Hoogheilige.

We mogen God kennen als onze Vader en genieten van de nauwste intimiteit met Hem. We mogen Hem naderen met vrijmoedigheid met de zekerheid dat Hij ons als Zijn kinderen graag bij Zich heeft. Maar dat betekent niet dat er geen eerbied en ontzag meer nodig zouden zijn en dat we kunnen vergeten hoe hoog Hij boven ons en alles en iedereen verheven is. Het besef van Zijn hoogheid maakt het wonder van onze nabijheid alleen maar groter.

Dit besef komt in het gebed van de Levieten in drie aspecten naar voren:

1. Zij handhaven God in al Zijn wegen van tucht met Zijn volk. Ze erkennen Hem ook in Zijn almacht die Hij heeft getoond in de bevrijding van het volk uit Egypte, in de ondersteuning van het volk in de woestijn en in de invoering van het volk in het beloofde land. Steeds heeft God met hen gehandeld in barmhartigheid en gerechtigheid.

2. Zij belijden hun eigen zonden en de zonden van hun vaderen en praten hun handelingen niet goed.

3. Vanwege hun grote benauwdheid en onderworpenheid aan de volken hernieuwen ze het oude verbond van de wet en maken er een vast verbond van dat ze ook met hun zegel bekrachtigen.

Alle levende wezens in de hemel aanbidden de HEERE. Zij zijn voortdurend onder de indruk van hun Schepper en Onderhouder en aanbidden Hem zonder ophouden. Voor ons is het nog gepaster een houding van voortdurende aanbidding te hebben, omdat wij onze Schepper ook als Verlosser mogen kennen (Hb 2:14-16).

Copyright information for DutKingComments