Numbers 21:18

Naar de vlakten van Moab

De voortgang van het volk langs de verschillende plaatsen naar het veld van Moab is een beeld van de geestelijke vooruitgang die ons als christenen moet kenmerken. Ze komen eerst bij Oboth, dat ‘holten’ betekent. Vervolgens trekken ze naar Abarim, dat betekent ‘doorgangen’. Deze plaats wordt verbonden met enerzijds “ruïnes”, “de woestijn” en “Moab”, en anderzijds met het oosten, “waar de zon opkomt”. Het geeft een duidelijk beeld van ons gaan door de woestijn van de wereld, waar we enerzijds de puinhopen in alle geledingen van de samenleving zien, aangericht door de zonde, de dood en het vlees, en anderzijds mogen we uitzien naar de komst van de Heer Jezus als de in het oosten opgaande “Zon der gerechtigheid” (Ml 4:2).

De volgende plaats is het dal Zered, dat betekent ‘wilg’. Hier worden we herinnerd aan verdriet, dat we ook in ons leven tegenkomen. Vandaar gaan we naar Arnon, dat mogelijk ‘voortdurende stroom’ betekent. Het laat zien dat er naast het verdriet ook vertroosting is. Tevens vormt de Arnon de grens tussen Moab en de Amorieten. We leven in een gebied waarin we omgeven zijn door vijanden. Hoe wij ons daar in de strijd van het geloof verweren – het volk verblijft in het veld van Moab, en de Amorieten moeten worden verslagen –, wordt bijgehouden in “het boek van de oorlogen van de HEERE”.

Alles wat God ons wil geven, zullen we slechts door strijd in bezit kunnen nemen. God kijkt daarnaar en houdt dat bij in een boek. Uit de naam van het boek blijkt dat Hij onze strijd als de Zijne aanmerkt. Hij neemt het land in bezit door middel van Zijn volk. Het is Zijn erfenis die Hij in Zijn heiligen in bezit neemt (Ef 1:18c). Hij geeft de grens ervan aan.

Na de Arnon komt het volk bij Beër, dat ‘bron’ betekent. God geeft niet alleen water om onze dorst te lessen, maar Hij wil ons ook overvloedig verkwikken. Van de bron wordt het een en ander gezegd. In de eerste plaats dat op bevel van de HEERE het volk daar wordt vergaderd. Genieten van het water uit de bron, een beeld van het Woord van God dat onder de leiding van de Heilige Geest wordt gesproken, is vooral iets wat gebeurt in de samenkomst van de gemeente. Juist samenkomsten zijn gelegenheden om persoonlijk verkwikt te worden.

Het tweede dat wordt gezegd, is dat het water is dat Hij geeft. Als we daarvan drinken, zal dat ons in het genot van het eeuwige leven brengen (Jh 4:14). Door het Woord zullen we steeds meer ontdekken van de Bron Zelf. Het resultaat, het derde aspect, is dat we tot aanbidding komen en gaan zingen tot eer van Hem uit Wie alles voortkomt (Rm 11:36). Hier zingen ze voor de tweede keer in de woestijn na de uittocht uit Egypte. Tijdens de reis is niet gezongen, er is alleen geklaagd. Er is nog een keer gezongen. Dat betreft echter geen lied tot eer van God, maar tot eer van het gouden kalf (Ex 32:18).

Het vierde aspect heeft te maken met de manier waarop het water tevoorschijn komt. Het water dat uit de rots is gevloeid, is van God gekomen, uit pure genade. Het water uit de bron komt tevoorschijn als gevolg van de inspanning van de leiders van het volk. Dit heerlijke resultaat laat het belang van de aanwezigheid zien van ‘vorsten’ die putten graven. De ‘vorsten’ van Gods volk zijn zij die zich bewust zijn van de hun door God gegeven positie en daar ook naar leven. Zij houden zich bezig met het Woord van God, ze graven daarin.

Het is te wensen dat er meer broeders zijn die zich met het Woord van God gaan bezighouden, daarin gaan graven. Het is ook te wensen dat zij dat in de samenkomsten van de gemeente doorgeven en dat elke verkondiging van het Woord een ’beurtzang’ tot gevolg heeft.

De “edelen van het volk” boren de bron aan “met de scepter, met hun staven”. Het is geen zwaar werk. In geestelijk opzicht zijn vorsten of edelen gelovigen die zich onderwerpen aan Gods Woord. Van deze onderwerping spreekt de scepter, een woord dat ook met ‘wetgever’ kan worden vertaald. Bij dit laatste kunnen we eraan denken dat het boren gebeurt op aanwijzing van Mozes, een beeld van Christus. Beide uitdrukkingen zeggen iets over gezag, en dat berust bij God en Zijn Woord. Als we het gezag van Gods Woord erkennen en alleen handelen in overeenstemming met wat God daarin zegt, zullen we overvloedig verkwikt worden.

Als ze in Beër zijn aangekomen, wordt er niet meer geklaagd over gebrek aan water. Daar breekt het gejubel uit (vgl. Js 12:3). God wordt groot gemaakt vanwege Zijn overvloed aan verkwikking en zegen. Daar zijn de leiders van het volk bezig om het volk te dienen. Daar erkent het volk dat ze een bron ter beschikking hebben waaruit ze onbeperkt kunnen drinken.

Na Beër reizen ze naar Mattana (‘gave’) en vervolgens naar Nahaliël (‘de erfenis van God’) en Bamoth (‘hoogten’) om ten slotte aan te komen in het veld van Moab, bij de top van de Pisga (‘overzicht’).

Copyright information for DutKingComments