Numbers 31:54

De vrijwillige gave van de buit

Er vindt een spontane actie van de oversten plaats en wel uit dankbaarheid. Ze zijn onder de indruk van het feit dat er niemand omgekomen is. Ze schrijven dat niet toe aan hun eigen bekwaamheid. Door hun ontrouw zijn er in Numeri 25 velen omgekomen. Nu er niemand is omgekomen, geven ze God daarvoor de eer.

De Heer Jezus zal er ook voor zorgen dat niemand die bij Hem hoort, verloren gaat (Jh 17:12). Er zal in de eeuwige heerlijkheid niemand gemist worden van allen die op aarde voor de Heer gestreden hebben. Allen die zich aan het Woord van God houden, bereiken de behoudenis. In beeld zien we dat in Handelingen 27, dat besluit met: “En zo gebeurde het, dat allen behouden aan land kwamen” (Hd 27:44b). De Heer Jezus zal daarvoor tot in alle eeuwigheid de lof worden gebracht. Deze zekerheid zal ons er trouwens nu al toe brengen dat we Hem aanbidden in “de tent van ontmoeting” ofwel “de tent der samenkomst” (Nm 31:54).

Van geestelijke aanvoerders mag worden verwacht dat zij meer begrip hebben van Gods goedheid. Hier staat zelfs vermeld dat deze dingen worden gegeven om verzoening te doen. Het is uitzonderlijk dat aan materialen verzoening wordt toegeschreven. Dat is altijd aan het bloed voorbehouden.

Toch zijn er uitzonderingen. Verzoening gebeurt in Numeri 16 ook door reukwerk, hoewel daar wel verbinding is met het altaar waar het vuur vandaan komt (Nm 16:46-48). In Exodus 30 vindt verzoening plaats door zilver (Ex 30:11-16). Om voor God te kunnen bestaan moet een prijs worden betaald. Dan gaat iemand tot de getelden behoren. Verzoening betekent bedekken.

Normaal is dat verzoening met zonden te maken heeft, dat die worden bedekt. Hier gaat het erom dat Gods heerlijkheid Zijn volk bedekt, nadat het gefaald heeft. Het gaat hier om de erkenning dat het alleen om Zijn heerlijkheid gaat en dat wij daarin willen schuilen, ook al betreft het oorzaken die we aan onszelf te wijten hebben.

Het goud wordt door Mozes en Eleazar in de tent der samenkomst gebracht (vgl. 1Kr 18:11; 2Kr 15:18). Alle ervaringen zouden onze samenkomsten moeten verrijken. Elke samenkomst zou een afspiegeling moeten zijn van alle ervaringen die we de afgelopen week hebben opgedaan waardoor we onder de indruk van Gods goedheid en trouw en heerlijkheid zijn gekomen.

In de geschiedenis van dit hoofdstuk zien we een illustratie van het raadsel van Simson: hier gaat eten uit van de eter en zoetigheid van de sterke (Ri 14:14). Wat de vijand (de eter, de sterke) tot verderf van het volk wil doen zijn, werkt uit tot eer van God en zegen voor Zijn volk (eten en zoetigheid).

Copyright information for DutKingComments