Philippians 4:10-19

Alles alleen door Hem Die kracht geeft

Fp 4:10. Paulus heeft echt genoeg aan de Heer. Hij heeft de vrede van God in zijn hart en de God van de vrede is met hem. Dat betekent niet dat hij ongevoelig is voor de houding van de gelovigen. Bij alles wat de Heer voor hem is in zijn omstandigheden, is Paulus toch ook blij dat hun liefdevolle zorg voor hem gebleken is. Hij spreekt er zijn bijzondere vreugde in de Heer over uit dat ze weer eens aan hem hebben gedacht.

Zijn dankbaarheid geldt niet in de eerste plaats hun gift, maar hun motivatie. Het lijkt een beetje op een vermaning als hij zegt “weer eens”, maar dat is het niet. Hij wist wel dat ze aan hem dachten, maar ze hebben er niet eerder gelegenheid voor gehad hem dat ook te laten merken. Nu heeft, door de komst van Epafroditus, dit denken aan hun geliefde apostel letterlijk handen en voeten gekregen. En door de gave is hun denken aan hem tastbaar geworden.

Fp 4:11. Paulus haast zich erbij te zeggen dat hij geen gebrek lijdt. Hij wil hun geen schuldgevoel geven dat zij hem gebrek hebben laten lijden omdat het hun eerder niet gelegen kwam. Ook wil hij voorkomen de indruk te wekken dat hij van hun gave afhankelijk zou zijn. Het is niet gemakkelijk om uitdrukking te geven aan diepe dankbaarheid en tegelijkertijd niet de indruk te wekken hebzuchtig te zijn (vgl. Hd 20:33). Wie leert met alle omstandigheden tevreden te zijn, is van niemand afhankelijk. Om dit te leren is Paulus door een heel proces heen gegaan. Nu kan hij zeggen dat hij het heeft geleerd.

Het is een les die we allen moeten leren: tevreden zijn en tevens onafhankelijk van mensen. Er zijn mensen die het financieel ontzettend goed hebben en toch ontevreden zijn. Dat komt omdat ze nooit genoeg hebben, ze willen nog allerlei behoeften bevredigd hebben. Er zijn ook anderen die maar heel weinig bezitten en toch tevreden zijn. Tevreden zijn is letterlijk ‘genoeg hebbend’ (Hb 13:5; 1Tm 6:6-8). Als je op God vertrouwt, mag je op Gods belofte rekenen dat je verzekerd bent van brood en water (Js 33:16). Als je helemaal afhankelijk bent van de Heer, ben je tevreden met wat Hij je zendt, of dat nu gebrek of overvloed is.

Fp 4:12. Paulus kan overal over meepraten. Hij heeft het meegemaakt, hij weet ervan. Hij weet wat het is om “vernederd te worden”. Als mensen je verguizen, je wegkijken, je bespotten, als een misdadiger behandelen, dan blijft er niet veel van je over (2Ko 11:24-25). Ook “overvloed” aan eerbetoon kent hij (Hd 14:11; Hd 28:6). Hij is ingewijd in alle omstandigheden die het leven kent alsof het de inwijding in een geheim betreft. Het is ook een persoonlijk geheim tussen de gelovige en God om niet door de omstandigheden van het leven geleefd te worden.

Hij kent het “verzadigd zijn” en het “honger lijden”. In plaats van hem los te maken van de Heer Jezus heeft het hem dichter bij Hem gebracht. Ook hierin volgt hij zijn Meester op de voet, in tegenstelling tot veel christenen vandaag. Velen gaan ten onder, hetzij aan verzadiging, hetzij aan honger. Beide omstandigheden drijven velen weg bij de Heer. Agur heeft hierover de volgende wijze woorden als een gebed uitgesproken:

“Houd valsheid en leugentaal ver van mij.

[En:] geef mij geen armoede of rijkdom,

voorzie mij van het mij toegewezen deel [aan] brood.

Anders zou ik, verzadigd,

[U] verloochenen en zeggen: Wie is de HEERE?

of anders zou ik, arm geworden, stelen,

en de Naam van mijn God aantasten” (Sp 30:8-9).

Als een mens verzadigd is, meent hij God niet nodig te hebben. In de landen van overvloed waarin wij leven, is dat de schrikbarende realiteit. In talloze levens van mensen heeft God geen plaats meer. Het materialisme is als een breekijzer aan het werk tussen de gelovige en God. Het christelijk vernis bladdert steeds verder af van wat nog de naam ‘christelijk’ draagt. Kun je je in dat licht voorstellen dat Agur bang was om God te verloochenen? Maak dit gebed gerust tot jouw gebed.

De kans is groot dat jij wel kunt meepraten over ‘verzadigd zijn’ en ‘overvloed hebben’. We baden in het algemeen in welvaart en luxe. De vraag is welke invloed het op je leven heeft. Vraag jezelf eens eerlijk af of het je dichter bij de Heer heeft gebracht, of dat het je bij Hem vandaan heeft gevoerd. Kun je ook meepraten over ‘honger lijden’ en ‘gebrek lijden’? Die kans acht ik – voor ons die leven in het welvarende Westen – gering. En als er al honger en gebrek geleden wordt, dan is er ook nog kans dat dit het gevolg is van gemaakte schulden. Geld lenen wordt toch zó aantrekkelijk voorgesteld. Over dit soort honger en gebrek lijden gaat het niet in dit stukje. Er is een man aan het woord die honger en gebrek heeft geleden terwijl hij in Gods weg met Gods werk bezig was.

Als je wel kunt meepraten over honger en gebrek lijden, hoop ik dat het op deze manier is. Dan zul je hier steun en moed uit kunnen putten. Zo heeft de Heer Jezus ook honger geleden, toen Hij door de Geest in de woestijn geleid werd en verzocht werd door de duivel (Mt 4:1-2). Paulus volgt zijn Meester niet op afstand, hij volgt Hem op de voet. Het is moeilijk om iets te zeggen over dingen die je niet zelf hebt meegemaakt. Paulus spreekt niet voor niets in de ‘ik’ vorm. Je kunt hem dit alleen nazeggen als het voor jou een werkelijkheid is, al is jouw ervaring hierin misschien een verzwakte vorm van die van Paulus.

Misschien ben je in loondienst en komt er elke maand een vast bedrag binnen. Daar is niets mis mee. Alleen is het in zo’n geval best moeilijk om afhankelijk te zijn omdat je zo went aan wat je ervaart als inkomenszekerheid. Aan de andere kant ligt het bestedingspatroon. Daar kun je soms ook zo aan wennen, dat je niet meer openstaat voor aanwijzingen van de Heer om een keer iets speciaals voor Hem met een bepaald bedrag te doen. Of herken je dit niet?

Om dit besef van afhankelijkheid niet te vergeten is het nodig om zodra je je geld ontvangt, daarvan eerst een deel voor de Heer apart te leggen. Hoeveel? Dat mag jij in overleg met de Heer zelf bepalen. Het is wel belangrijk dat je het blijmoedig doet (2Ko 9:7). Als je een eigen zaak hebt, als je geen vast salaris hebt, maar een inkomen dat afhankelijk is van je activiteiten en van je klanten, voel je al méér de noodzaak van afhankelijkheid van de Heer. Dan kun je als zakenman zelfs afhankelijker van de Heer zijn dan sommige ‘fulltime’ werkers voor de Heer die periodiek vaste giften krijgen overgemaakt.

Fp 4:13. Op die manier werkt dat bij Paulus niet. Zijn hele vertrouwen is gericht op de Heer Die hem kracht geeft. Door Hem is hij tot alles in staat waarover hij hier schrijft. De kracht waardoor hij alles vermag, is het gevolg van een voortdurende relatie met Christus, een voortdurende gemeenschap met Hem. Hij leeft in het bewustzijn dat hij zonder de Heer Jezus helemaal niets kan doen (Jh 15:5). Je kunt niets zonder Hem, je kunt alles met Hem. Hij maakt het grote verschil in alle dingen.

In de Heer is kracht om tot Zijn eer te leven zonder dat de omstandigheden daarop een negatieve invloed uitoefenen. Het is zelfs zo, dat elke omstandigheid een gelegenheid is om daarin te laten zien waartoe Hij in staat is als je in gemeenschap met Hem leeft. Dan wordt jouw leven een getuigenis van Zijn kracht. Juist in moeilijke omstandigheden kun je laten zien hoe Hij alles voor jou is. Je kunt je vertrouwen in Hem uitspreken. Je vertrouwen in Hem uitspreken zegt heel wat meer wanneer je echt in de problemen zit, dan wanneer je dat doet terwijl er geen vuiltje aan de lucht lijkt te zijn.

Als je bijvoorbeeld geen geld meer hebt om brood te kopen, zul je eerder je toevlucht nemen tot Hem dan wanneer je bankrekening een goed saldo toont en de vriezer vol zit. Het spreekt niet echt aan als we over geestelijke waarheden praten, zonder dat die ons leven echt veranderen. De auto’s op de parkeerplaatsen van kerken en andere gebouwen waar gelovigen samenkomen en ook onze huizen en de inrichting ervan tonen waar ons hart is. Het uitspreken van onze afhankelijkheid van Hem en ons verlangen naar de Heer om bij Hem te zijn kan in sommige gevallen lijken op huichelarij.

Ik neem aan dat jij ernaar verlangt de kracht van de Heer te ervaren in je dagelijkse bezigheden. Ga dan in je leven na op welke terreinen Hij nog niet de volle zeggenschap heeft. Dat kan zijn over de boeken die je leest, de films die je bekijkt, je surfgedrag op internet, je uiterlijk, je intelligentie, je ambitie, je hobby, je vrienden, je vakantie, je uitgaan, je werk en nog meer. Heb je het allemaal aan Hem gegeven? Heb je gezegd: ‘Heer, doet u er maar mee wat U wilt en zegt U maar wat ik ermee moet doen.’? Je zult merken dat de kracht van de Heer je leven gaat vullen, want daarvoor komt dan ruimte vrij.

Fp 4:14. Nadat hij hun zo heeft laten delen in zijn persoonlijke geestelijke ervaringen, laat hij weten dat hij zeer waardeert wat de Filippenzen voor hem hebben gedaan. Zij hebben daarmee een goed werk gedaan (vgl. Mk 14:3-6). Het is niet zozeer de gave zelf die Paulus zoveel vreugde geeft als wel de liefde voor en de verbondenheid met hem die eruit spreekt.

Zij hebben daardoor deelgenomen aan zijn verdrukking (Hb 10:34) en zich er niet voor geschaamd (2Tm 1:8; 16). Dat betekent voor hem een grote bemoediging. Hier zie je weer de verwevenheid van zijn kracht in de Heer waardoor hij alles vermag en de kracht die de bemoediging van medegelovigen geeft. Jij mag ook weten dat je er niet alleen voor staat. De Heer en de Zijnen staan om je heen.

Lees nog eens Filippenzen 4:10-14.

Verwerking: Wat kun jij van deze verzen op jezelf toepassen en wat heb je daardoor meer van de Heer geleerd?

Voorzien in behoeften – groeten

Fp 4:15. Dat er een speciale band bestaat tussen Paulus en de Filippenzen, heb je al vaker gezien. Paulus herinnert eraan, dat die band bij het “begin van het evangelie” al bleek in hun ondersteuning van hem. Hij denkt met vreugde terug aan dat begin, toch al zo’n tien of meer jaren geleden.

Dat hij van hen geld heeft aangenomen, is een bijzonderheid. Hij wilde graag in zijn eigen onderhoud en in het onderhoud van hen die met hem waren, voorzien (Hd 18:3; Hd 20:34). Van andere gemeenten heeft hij geen geld aangenomen, zoals van de Korinthiërs (1Ko 9:12; 2Ko 11:7-10). Waarom weigerde hij gaven van hen? Geld heeft meer dan eens een dienaar van God gedegradeerd tot een dienaar van mensen. Het kan een middel worden waardoor iemand die God dient, een slaaf van mensen wordt. Mensen kopen om en worden omgekocht.

Paulus liet zich niet voor geld kopen. Van de Korinthiërs heeft hij geen geld aangenomen omdat dat hun eergevoel zou strelen. Wie God dient, moet altijd zijn eigen motieven onderzoeken in het aannemen van geld. Het zal nooit invloed mogen hebben op de zuiverheid van het werk dat alleen in opdracht van de Heer moet gebeuren. En als hij weet dat anderen het uit onedele motieven geven, moet hij het ook niet aannemen. In de verhouding die er is tussen Paulus en de Filippenzen is van geen van beide dingen sprake. Gever en ontvanger doen het voor de Heer.

Fp 4:16. Paulus had meerdere keren een gave van de Filippenzen ontvangen. Hij herinnerde zich ook nog die keren dat hij in Thessalonika was. Van de Thessalonicenzen had hij blijkbaar ook niets aangenomen. Dat was een jonge gemeente die hij niet de indruk wilde geven dat geld een rol speelde in de verkondiging van het evangelie. Hij wilde de verhoudingen zuiver houden. Daar werkte hij voor zijn onderhoud (1Th 2:9) en nam ook dankbaar de gaven aan die de Filippenzen hem stuurden.

Zulke bewijzen van Gods genade vergeet je niet als je het bijzondere ervan blijft zien. Anders overkomt je wat de Israëlieten is overkomen. Het was een wonder dat de Israëlieten tijdens de woestijnreis dag aan dag het manna kregen. Toen dat tientallen jarenlang elke dag gebeurde, vergaten ze het wonder ervan en begonnen ze een hekel te krijgen aan Gods wonderdaden. Zo is de mens als hij God niet de eer geeft.

Fp 4:17. Paulus geeft God wel de eer. Het gaat hem niet in de eerste plaats om het nut dat hij zelf van de gave heeft. Hij kijkt ook niet uit naar de volgende gave. Waar het hem om gaat, is wat het hún oplevert. Hoe dankbaar hij ook is voor de gave, het is hem vooral te doen om de vrucht voor de gevers. Een gave is niet alleen tot nut van de ontvanger. Het betekent ook geestelijke vrucht voor de gever, op wiens ‘rekening’ die vrucht wordt ‘bijgeschreven’. Hij zoekt niet het hunne, hij zoekt henzelf (2Ko 12:14). Hun materiële saldo is wel minder geworden, maar het saldo op de ‘geestelijke bankrekening’ is gestegen. Het is een van de principes van Gods koninkrijk dat je van materieel geven geestelijk rijker wordt (2Ko 9:6; Sp 11:25).

Fp 4:18. Om dat te ervaren heb je geloof nodig, dat is vertrouwen op God dat Hij inderdaad op die manier handelt met wat jij geeft. Paulus weet dat God zo werkt. Daarom spreekt hij bijna in overtreffende trap over wat de Filippenzen hem via Epafroditus hebben gegeven. Hij gebruikt de woorden “alles”, “overvloed”, “volop”. Je zou denken dat dat dan wel een hoop geld geweest moet zijn. Maar dat bedoelt Paulus niet.

Zeker, met het geld kan hij weer een tijdje vooruit, maar hij heeft vooral een overvloed van dankbaarheid in zijn hart, volop vreugde door deze liefdegave. Want dit bewijs van liefde is wel aan hém gedaan, maar hij ziet het als een offer aan Gód. En wat voor offer: “Een welriekende reuk, een aangenaam, God welbehaaglijk offer.” Dat is even een verheven niveau voor een zo aardse zaak! Hier wordt een gave aan iemand een welriekend offer aan God genoemd. Het is hetzelfde woord ‘welriekend’ dat wordt gebruikt voor het offer dat Heer Jezus heeft gebracht aan het kruis (Ef 5:2). Daaraan kun je zien welke betekenis een materieel offer heeft. Je kunt ook zien hoezeer beide offers bij elkaar horen.

In Hebreeën 13 zie je hetzelfde. Daar worden de offers van weldadigheid en mededeelzaamheid in één adem met die van lof en dank genoemd (Hb 13:15-16). In dit licht wordt jouw ‘geefgedrag’ flink opgewaardeerd.

Fp 4:19. De Filippenzen hebben iets aan Paulus gegeven. (Ik ga er wel van uit dat het geld was, maar er wordt niet vermeld waaruit de gave bestond.) In elk geval zijn zij in letterlijke zin iets kwijt en toch is het geen verlies. Het heeft hun integendeel geestelijke winst opgeleverd. Je moet dit ervaren om de waarheid ervan te kennen. Dit is immers de brief van de christelijke ervaring? Nou, er komt nog meer ervaring.

Paulus geeft iets aan de Filippenzen door wat hij zelf heeft ondervonden. Hij heeft iets van de Filippenzen gekregen. Nu heeft hij iets voor hen, iets persoonlijks, wat hij hun als geschenk wil aanbieden. Wat hij aanbiedt, gaat verder dan een wens. Het is een zekerheid. Hij weet uit eigen ervaring dát God het zal doen en daarom noemt hij Hem “mijn God”. Die God, Die hij persoonlijk heeft leren kennen in alle omstandigheden die hij heeft meegemaakt, díe God zal in elk opzicht voor hén zorgen.

Kijk, dat kun je alleen tegen een ander zeggen als je die ervaring zelf hebt opgedaan. Die God heeft in al zíjn behoeften voorzien, Hij zal ook in al hún behoeften voorzien. God kent de behoeften van al de Zijnen. Hij zorgt ervoor dat erin wordt voorzien. Daarvoor gebruikt hij Zijn kinderen en soms zelfs ook ongelovigen, ‘de raven’, zoals bij Elia (1Kn 17:4). Alles en iedereen staat Hem ter beschikking en Hij zet alles in wat Hij wil, of ze zich dat bewust zijn of niet.

En hoe zal God voorzien? Niet karig, maar “naar Zijn rijkdom in heerlijkheid in Christus Jezus”. Is daar een grens aan? De hele rijkdom van God is te vinden in de heerlijkheid van Christus Jezus. Hij is de Schepper en Onderhouder van alle dingen en al wat leeft. Paulus weet het: uit die rijkdom geeft God aan hen die in opdracht van Hem aan anderen geven. Wat God geeft, meet Hij niet af naar de behoeften van de Zijnen, maar naar die rijkdom.

Ben jij even goed af! Je kunt je bezit niet beter beleggen dan het op deze wijze weg te geven. Wat je ervoor terugkrijgt, is waardevast en is van elk aards economisch tij onafhankelijk. In Maleachi 3 daagt God je uit om het te doen met de belofte, dat Hij je veel meer – aan geestelijk zegen – teruggeeft dan jij – aan geld en goed – geeft (Ml 3:10; Sp 19:17).

Fp 4:20. Paulus besluit zijn dank over de gave en de zegen die daarin voor de Filippenzen ligt met een gemeenschappelijke lofprijzing aan God. Hij maakt de Filippenzen een met zich in de geest en wenst “onze God en Vader” de heerlijkheid toe tot in alle eeuwigheid. Lofprijzing is het resultaat van iets stoffelijks dat door de een gegeven wordt aan de ander.

Dat is wel heel anders dan alle liefdadigheidsacties van de wereld. Daarbij draait het altijd om de mens. Het geefgedrag wordt nagegaan, statistieken worden bijgehouden, bedelbrieven worden verstuurd, namen van gevers worden vermeld met de bedragen erbij. Alles draait om de eer van mensen. Brochures worden massaal verspreid om mensen te bewegen bij testament een schenking aan een goed doel over te maken. Organisaties kunnen een naamsvermelding in de brochure kopen in de hoop een stuk van de koek te krijgen.

Zo moet het in de gemeente niet zijn. Wat voor onze God en Vader in het verborgene wordt gegeven, zal Hij vergelden (Mt 6:3-4) omdat het nu al en tot in eeuwigheid Hem heerlijkheid geeft. Zo is het, amen.

Fp 4:21. Paulus besluit zijn brief met enkele groeten. De gelovigen in Filippi zijn hem allen even lief. Er is bij hem geen voorkeur. Hij laat “elke” heilige groeten, waaronder ook de beide vrouwen die het even niet goed met elkaar konden vinden (Fp 4:2). Los van de geestelijke gezindheid weet hij zich met iedere heilige in Christus Jezus verbonden. Dit past bij deze brief, waarin hij vermaant dat ieder in nederigheid de ander uitnemender moet achten dan zichzelf (Fp 2:3).

Fp 4:22. Er is niet alleen verbondenheid tussen Paulus en de gelovigen in Filippi. Die verbondenheid is er ook tussen de broeders die bij Paulus zijn en de Filippenzen en tussen alle heiligen en de Filippenzen. Veel gelovigen zullen elkaar nooit hebben gezien. De groeten geven uiting aan de verbondenheid met elkaar die er is in Christus.

Het is prachtig om te lezen dat er ook in het huis van de keizer zijn die naar Gods liefdevolle stem hebben geluisterd. Het evangelie heeft ook op die plaats vrucht gedragen. Welke positie deze heiligen in het huis van de keizer hebben bekleed, is niet bekend. Het mag hoe dan ook een aansporing zijn om te bidden voor allen die in hoogheid zijn (1Tm 2:1-4).

Fp 4:23. Paulus eindigt zijn brief met de wens dat “de genade van de Heer Jezus Christus” met hun “geest” zal zijn. Genade is Gods grote kenmerk. Je hebt er alles aan te danken en bent er voortdurend afhankelijk van. Het is de bron van al het goede in je leven. Het is de oorsprong van alles wat je voor de Heer mag doen. Genade wordt hier verbonden aan de volle naam van “de Heer Jezus Christus”.

Hij is je ”Heer”, Hij is ”Jezus” Die op aarde in vernedering was en Hij is ”Christus” Die nu in de heerlijkheid is. Je hebt het allemaal in deze brief voor je gehad. Paulus wenst dat je geest daarvan steeds vervuld zal zijn. Dan zal je leven gericht zijn op dat ene doel: de prijs van de hemelse roeping van God in Christus Jezus.

Lees nog eens Filippenzen 4:15-23.

Verwerking: Noem een aantal dingen van de rijkdom van God in heerlijkheid in Christus Jezus. Prijs Hem ervoor dat Hij naar die rijkdom in jouw behoeften zal voorzien.

Copyright information for DutKingComments