Proverbs 1:1-6

Inleiding

Vooraf

We leven in een tijd waarin alles snel en gemakkelijk moet gaan en resultaat direct meetbaar moet zijn. Wie meent dat dit boek wat dat betreft in deze tijd past, vergist zich. Het boek Spreuken is geen ‘snelle hap’ lectuur en een direct gewenst effect is er vaker niet dan wel. Het lezen van dit boek en het overdenken ervan in het hart vraagt geduld. Het is ermee als met het gebruik van een bepaald medicijn dat je eerst enige tijd moet innemen om de weldadige werking ervan te merken. Als we het boek Spreuken dagelijks lezen en overdenken, zal de gezonde werkzaamheid van dit boek na verloop van tijd merkbaar worden.

Laten we de tijd nemen om dit boek tot ons te nemen, om de inhoud als het ware in te nemen. Net als bij het medicijn is het nodig om de zegen van de Heer te vragen, wat betekent dat we het biddend lezen. Het biddend ‘innemen’ van dit deel van Gods Woord zal onze geestelijke gezondheid ten goede komen. Dat zal zich uiten in het maken van wijze, goede keuzes in al die situaties die zich dagelijks in ons leven voordoen waarbij keuzes van ons gevraagd worden.

Het boek Spreuken is het handboek dat ons vertelt hoe we wijs kunnen worden. Het is niet bedoeld voor mensen die het leuk vinden om intellectueel met filosofie bezig te zijn. Het is bedoeld voor iedere christen en vooral voor de jonge christen die zich realiseert dat de wereld waarin hij leeft een doolhof is met veel valkuilen en valstrikken. Dit boek wijst de weg in dit doolhof en geeft aan waar de valkuilen en valstrikken zich bevinden, zodat hij die kan vermijden.

Als we biddend nadenken over wat we hebben gelezen en in praktijk brengen waarover we hebben nagedacht, zullen we er geestelijk groot nut van hebben. Ons leven zal tot eer van God en tot zegen van onze omgeving zijn, terwijl het onszelf de voldoening geeft van een leven in gemeenschap met God.

Ger de Koning

Middelburg, juni 2017, herzien februari 2021

Inleiding

Het boek Spreuken volgt op het boek Psalmen. In Psalmen gaat het vooral om de innerlijke gevoelens naar God toe. In Spreuken gaat het vooral om de uiterlijke wandel naar de wereld toe. Zoals het bezig zijn met Psalmen een brandend hart geeft, zo geeft het bezig zijn met Spreuken een blinkend gezicht. Elk van de boeken stelt een van de twee kanten van het leven van de gelovige voor. We herkennen Psalmen in wat Petrus noemt “een heilig priesterdom” en Spreuken in wat hij een “koninklijk priesterdom” noemt (1Pt 2:5; 9). Het boek Psalmen plaatst ons in de tegenwoordigheid van God om Hem als een heilige priester geestelijke offers te brengen. Het boek Spreuken plaatst ons in de tegenwoordigheid van de wereld om in koninklijke waardigheid de deugden van God te verkondigen.

In Spreuken zien we de goedheid van God, Die in Zijn wijsheid ons Zijn inzicht toont in wie de mens is. Hij laat ons de wegen zien die de mens gaat en de gevolgen van alle wegen waarin een mens kan wandelen. In dit boek zien we de wetmatigheid dat wat een mens zaait, hij ook oogst (Gl 6:7). De wereld is voor de mens, voor ons, een doolhof, waar één verkeerde stap bittere gevolgen kan hebben. Het is dan ook een grote genade een boek te hebben dat ons de weg van voorzichtigheid en leven voorhoudt en dat doet vanuit het perspectief van de wijsheid die van God komt.

Salomo is vervuld met die wijsheid van boven. Jakobus noemt in zijn brief de kenmerken van deze wijsheid (Jk 3:17). Salomo past deze wijsheid toe op een manier dat wij haar kunnen gebruiken in de wereld waarin wij leven. Hij beschrijft de dingen zoals God ze ziet. Als wij ons onderwerpen aan Gods Woord, ontdekken we in dit boek de routebeschrijving voor ons leven. Daarbij zijn de aanwijzingen inbegrepen om de weg van eigen wijsheid te vermijden en de dwaze ingevingen van ons eigen hart te kunnen onderkennen. Het mag duidelijk zijn dat de weg van het leven geen angstige weg is, maar een weg die bij het gaan ervan blijdschap geeft als we het onderwijs van dit boek ter harte nemen.

In dit spreukenboek staan nuttige leefregels voor alle categorieën mensen, voor jong en oud, voor man en vrouw, van hoog tot laag. Koningen en personen die in hoog aanzien zijn, maar ook personen die een lage positie hebben en in de armoedigste omstandigheden leven, lezen er onderwijzende lessen in over hun gedrag in hun verschillende omstandigheden. Zijn specifieke voorschriften bevatten instructies over wijsheid en dwaasheid, de rechtvaardige en de goddeloze, de tong, trots en nederigheid, gerechtigheid en wraak, de familie, luiheid en werk, armoede en rijkdom, vrienden en buren, liefde en lust, woede en strijd, meesters en slaven ofwel werkgevers en werknemers, leven en dood. De leefregels betreffen de waarden en normen in de sfeer van de familie, maar ook in de sfeer van de godsdienst, de politiek en de economie. De spreuken gaan over elk facet van de menselijke relaties, waarbij de Goddelijke principes ervan de grenzen van tijd en cultuur overstijgen.

Het hele boek is voor ieder mens in zijn eigen omstandigheden het kompas voor het bepalen van de juiste koers van zijn levensschip op de levenszee, waarbij de klippen worden omzeild. We treffen er een overvloed aan gezonde regels aan die bedoeld zijn om het leven in alle mogelijke omstandigheden te regelen. Deze regels worden duidelijk, nadrukkelijk en heel gevarieerd neergelegd. Als het ons verlangen is onderwezen te worden, kunnen we uit een veelheid kiezen wat voor onze persoonlijke situatie het meest past.

Het hoofddoel van de wijsheidsleraar die in dit boek tot ons spreekt, en dat is feitelijk de Heer Jezus Zelf, is bij ons een diepe eerbied voor God in te scherpen en een vurige liefde voor wijsheid en deugd in ons te laten ontbranden. Hij heeft vermaningen en adviezen over seksualiteit, luiheid, het gebruik van de tong, geld, moed, eerbied. Hij stelt zaken aan de orde als ongerechtigheid, goddeloosheid, losbandigheid, ledigheid, onvoorzichtigheid, dronkenschap en bijna elke ondeugd.

De wijsheidsleraar windt er geen doekjes om. Hij schildert deze zaken in felle kleuren. Dat doet hij in het bijzonder voor de jonge mens, die hij met zijn onderwijs vooral op het oog heeft. Er is niets wat een jong mens zo grondig ruïneert als slecht gezelschap, losbandigheid en onwettige verbindingen. Daarom gebruikt de onderwijzer de krachtigste argumenten tegen deze ondeugden. Vooral het doelloos omzwerven en omhangen en het gezelschap van de verleidende vrouw worden door hem scherp aan de kaak gesteld.

Dat is tegelijk een van de redenen waarom het boek Spreuken voor sommigen niet tot de favoriete boeken van de Bijbel hoort. Het boek is namelijk heel confronterend.

Nog een argument dat wordt gebruikt om het niet te lezen, is dat er te algemene regels in staan die in de praktijk lang niet altijd lijken te werken. Als voorbeeld wordt wel aangehaald: “Oefen de jongeman overeenkomstig zijn levensweg, ook als hij oud geworden is, zal hij daarvan niet afwijken” (Sp 22:6). We weten allemaal dat ook goed opgevoede kinderen soms van de weg van de Heer afwijken. Wat voor nut heeft zo’n algemene regel dan als hij toch niet lijkt te werken? Wat we moeten leren, is hoger en verder kijken dan wat wij in het leven om ons heen waarnemen.

Om het boek te begrijpen moeten we de sleutel van het boek hebben. Alleen als we die sleutel gebruiken, zullen we de geweldige zegen ervaren die dit boek in zich heeft. Die sleutel is: “De vreze des HEEREN is het beginsel van de kennis” (Sp 1:7a). De naam ‘HEERE’ veronderstelt een relatie met Hem. Het is de Naam van God die de verbinding aangeeft tussen Hem en Zijn volk.

Als we van dit boek het ware en optimale profijt willen hebben, zullen wij een relatie met de Heer Jezus moeten hebben. Als er een levende relatie met Hem is, zullen we dit boek benaderen en lezen met de grootste eerbied voor God. Dan wordt er een schat voor ons ontsloten die uitnodigt om steeds dieper te graven.

Dit schitterende boek is werkelijk een goudmijn van Goddelijke wijsheid. Zoals gezegd, wordt ons daarin verteld hoe God de menselijke natuur ziet en hoe die daarom in werkelijkheid is. We lezen een beschrijving van het leven dat toegewijd is aan God én we krijgen onderwijs en raad hoe dit leven geleefd moet worden. Laat ons gebed zijn: “Leer mij, HEERE, Uw weg, ik zal in Uw waarheid wandelen” (Ps 86:11). We zullen dan enerzijds het gedrag van de wereld vermijden, terwijl anderzijds steeds meer de Heer Jezus Christus in ons gedrag zichtbaar zal worden (Rm 13:13-14).

De spreuken in dit boek worden ontleend aan waarnemingen die de wijze Salomo met betrekking tot het leven heeft gedaan of aan wat hij zelf heeft ervaren. Op die manier ontstaan ook alledaagse gezegden die wij wel gebruiken of horen gebruiken. Neem bijvoorbeeld ons gezegde ‘het ijzer smeden als het heet is’. Dat heeft iemand gezien bij de smid of hij heeft het zelf als smid gedaan. Maar de spreuken in dit bijbelboek gaan verder. Het is geen levenswijsheid zonder meer. De spreuken worden zeker ontleend aan waarnemingen of ze beschrijven ervaringen, maar ze staan in verbinding met geloof. Het boek is de openbaring van God aangaande het leven. Het vertelt over de mens vanuit Gods perspectief. Hij bestuurt het leven, Hij is de soevereine God (vgl. Sp 21:1; Sp 16:33). Het leven is geen aaneenschakeling van toevalligheden.

Salomo heeft de mensen gadegeslagen (Sp 7:6-24) en geeft door wat hij heeft gezien. De waarnemingen die hij, onder Goddelijke inspiratie, heeft gedaan, zijn grondig en nauwkeurig. Wat we te zien krijgen, is geen vleiend beeld. Maar als wij er ook zo naar leren kijken als hij dat doet, zal ons dat enorm helpen om onze levensweg tot Gods eer, tot zegen van anderen en tot vreugde voor onszelf te gaan. Als we dit boek ter harte nemen door de regels die daarin staan nauwgezet op ons leven en gedrag toe te passen, zal het resultaat zijn dat ieder van ons een “mens Gods” is, “tot alle goed werk ten volle toegerust” (2Tm 3:16-17).

Het boek Spreuken is wijsheidsliteratuur. De volken hebben ook wijsheidsliteratuur. Egypte bijvoorbeeld is daar beroemd om. Het grote verschil tussen beide is dat in Spreuken de wijsheid gezien wordt in het licht van de vreze Gods. In dit boek vinden we wijsheid voor het alledaagse leven, een wijsheid die alleen in het Woord van God te vinden is (vgl. Jr 8:9). Ware wijsheid gaat uit van het Woord van God.

Wie het Woord aan de kant schuift, is een dwaas. Woorden van wijzen (Sp 22:17; Sp 24:23) zijn woorden van hen die in Gods Woord thuis zijn, niet als studeerkamergeleerden, maar als mensen die dat Woord in hun dagelijkse leven op alle dingen toepassen. Het gaat om het alledaagse leven, maar dan wel gezien in het licht van de eeuwigheid. Voor hen die naar de woorden van de wijzen luisteren, zal het eeuwige heerlijkheid zijn. Maar achter hen die deze woorden negeren, verheft zich de donkere achtergrond van het dodenrijk (Sp 4:19; Sp 15:11).

Achter en boven Salomo zien we Hem Die “meer dan Salomo” is, de Heer Jezus (Mt 12:42). Hij is de ware Leraar Die onderwijs over het leven geeft. Hij onderricht in de praktische levenswijsheid. Hij Die dit onderwijs geeft, is Zelf het grote voorbeeld van de Wijze (Js 11:2). Alles in dit boek is volmaakt waar van Christus. Zijn hele weg op aarde was de weg van de wijze. In alles zien we bij Hem dat Hij volmaakt werd geleid door de vreze des HEEREN, terwijl we tegelijk constateren dat bij Hem de dwaasheid volkomen afwezig was.

Hij is niet alleen de Wijze, maar ook de wijze Koning, zoals Salomo dat als een beeld van Hem ook is. Voor ons als nieuwtestamentische gelovigen betekent dit dat we het onderwijs van dit boek alleen begrijpen en in praktijk kunnen brengen als de Heer Jezus regeert in ons hart en leven.

Een indeling van het boek

1. Proloog (Spreuken 1:1-7)

2. Onderwijzende toespraken (Spreuken 1:8-9:26)

3. Eerste serie spreuken van Salomo (Spreuken 10:1-22:16)

4. Eerste aanhangsel (Spreuken 22:17-24:22)

5. Tweede aanhangsel (Spreuken 24:23-34)

6. Tweede serie spreuken van Salomo (Spreuken 25:1-29:27)

7. Eerste aanhangsel: de spreuken van Agur, de zoon van Jake (Spreuken 30:1-33)

8. Tweede aanhangsel: de woorden voor koning Lemuel (Spreuken 31:1-9)

9. Derde aanhangsel: loflied op de vrouw (Spreuken 31:10-31)

Spreuken en de schrijver

De Sp 1:1-6 zijn de inleiding op het boek. Daarin staat wie de schrijver is en wat het doel van het boek is. Het boek draagt de naam van het eerste woord ervan, “spreuken”. Een definitie van een spreuk is: een kort en bondig gezegde waarin een duidelijke, algemeen toepasbare waarheid tot uitdrukking wordt gebracht (Ez 16:44). Een spreuk is een tijdloze waarheid die een fundamentele werkelijkheid van het leven in de vorm van een eenvoudige illustratie voorstelt. Het kan ook gaan om een les die uit het verleden wordt getrokken (Ps 78:2-6). Het doel van een spreuk is dat de juiste keus wordt gemaakt uit de mogelijkheden die aanwezig zijn, zodat de weg van de dwaasheid wordt vermeden en de weg van de wijsheid wordt gegaan.

De grondbetekenis van het Hebreeuwse woord voor ‘spreuken’, mashal, is het vergelijken van twee dingen door het ene ding naast het andere te plaatsen. Het stamt af van een woord dat ‘vergelijken’ betekent. Mashal betekent vergelijking of gelijkenis. Het boek heet zo, omdat daarin voortdurend dingen met elkaar worden vergeleken. Er worden steeds tegenstellingen gemaakt, bijvoorbeeld tussen het goede en het kwade, de wijze en de dwaas, de gehoorzame en de ongehoorzame, de ijverige en de luie.

Het woord mashal heeft meerdere betekenissen. Mashal betekent ook spreuk in de zin van lering of onderwijzing (Ps 78:2). Ook is het woord vermoedelijk verwant met macht, wat erop wijst dat een spreuk een machtswoord is. Een korte spreuk is een krachtig woord, waarover de luisteraar goed moet nadenken. Salomo is niet alleen een wijze koning, hij is ook een machtige koning. Bij hem gaan wijsheid en kracht hand in hand. Het onderstreept wat eerder is opgemerkt, namelijk dat hij een type of schaduwbeeld van de Heer Jezus is, Die genoemd wordt “[de] kracht en [de] wijsheid van God” (1Ko 1:24).

Het zijn de spreuken “van Salomo”. Hoewel de naam van Salomo aan dit boek wordt verbonden, staan er ook spreuken van anderen in (Sp 30:1; Sp 31:1). Het is te vergelijken met het boek Psalmen dat in zijn algemeenheid aan David wordt toegeschreven, hoewel er ook psalmen in staan die door anderen zijn gedicht. Salomo heeft drieduizend spreuken uitgesproken (1Kn 4:32), waarvan het boek Spreuken een selectie van ruim achthonderd spreuken bevat. Onder Goddelijke leiding heeft hij uit de grote hoeveelheid van gedachten in geregelde orde een verzameling samengesteld die dient tot onderwijzing van Gods volk door de tijd heen tot het einde van de tijd.

De naam Salomo betekent ‘vrede’. De spreuken hebben tot doel dat de gelovige in vrede zijn weg door het leven gaat, zoals ook de Heer Jezus Zijn weg op aarde in vrede is gegaan.

Salomo heeft gesproken als “de zoon van David”. David had meer zonen, maar Salomo is bij uitstek de zoon, want hij is de geliefde van de HEERE (2Sm 12:24-25). Hij is daarom ook een prachtig beeld van de Heer Jezus, de grote Zoon van David, de geliefde Zoon van de Vader.

Hij heeft zijn spreuken ook uitgesproken als “de koning van Israël”. Als vorst van dat volk is hij ook hun onderwijzer. Ook als de koning van Israël is hij een type of afschaduwing van de Heer Jezus en wel als de Vredevorst Die in het duizendjarig vrederijk in recht en gerechtigheid over Zijn volk zal regeren.

Dit boek brengt ons in het duizendjarig vrederijk. Voor de wereld is de Heer Jezus nog steeds de verworpen Zoon van David, maar binnenkort komt Hij als de Koning van Israël. Het geloof kent Hem echter nu al als de ware Salomo, de Vredevorst. In dit licht wandelt de gelovige in vrede met God, met de vrede van God in het hart en met de God van de vrede Zelf. De spreuken van Salomo helpen ons dat deze vrede ongestoord in ons aanwezig is, in een wereld die vol onvrede is. De brief aan de Filippenzen kunnen we zien als de nieuwtestamentische tegenhanger van het boek Spreuken. In die brief is een man aan het woord die waarmaakt wat we in Spreuken leren.

Het merendeel van Psalmen is geschreven door David, de man van beproeving en strijd. Spreuken is geschreven door Salomo, een man van vrede. Hij heeft ze niet overgenomen van anderen, maar ze zelf uitgesproken. Ze zijn uitingen van zijn wijsheid die hem door God is gegeven. Spreuken is een boek van wijsheid. Dat de naam van Salomo eraan wordt verbonden, maakt de aanbeveling ervan alleen maar krachtiger. Hij heeft immers een hart dat wijd is als het zand aan de oever van de zee en hij is wijzer dan alle mensen (1Kn 4:29-31).

Salomo is een uitzonderlijk type van Christus. In zijn persoon verwijst hij naar Hem Die “meer dan Salomo” is (Mt 12:42). We lezen van Christus dat Hij voor ons “wijsheid van God(swege)” geworden is (1Ko 1:24; 30). Hij is de Wijsheid in eigen Persoon. In Hem zijn “al de schatten van de wijsheid en kennis verborgen” (Ko 2:2-3). Als de Wijsheid zendt Hij wijzen tot Zijn volk (Mt 23:34; Lk 11:49). De wijzen die Hij zendt, kennen we zowel uit het Oude als uit het Nieuwe Testament. In het Oude Testament zijn dat Zijn profeten (Hb 1:1). In het Nieuwe Testament zijn dat Zijn apostelen en profeten. Zo is ook Salomo een wijze die door Hem tot Zijn volk en ons is gezonden.

In dit boek gaat het om Christus als de Koning van Israël. Dat Hij dit is, zal Hij in de toekomst tonen. In Spreuken regeert Hij nog niet openlijk, hoewel er wel naar de tijd van Zijn regering vooruitgewezen wordt. Het gevolg van Zijn afwezigheid is dat het kwaad vaak niet onmiddellijk wordt gestraft en dat ook het goede niet altijd direct wordt beloond. We zien ons in een situatie geplaatst waarin het kwaad heerst en wij als rechtvaardigen de weg moeten zien te vinden die God wil dat wij gaan. In het vinden van die weg is Christus ons voorbeeld. We moeten Hem zien in dit boek. Hij heeft de wet en de profeten vervuld. Hij is de zin van het hele Oude Testament, van elk boek ervan, dus ook van dit boek Spreuken.

Met wijsheid bekend worden en woorden begrijpen

In de Sp 1:2-4 maakt Salomo duidelijk wat het meervoudige doel van het boek is. Daarvoor gebruikt hij in deze verzen negen woorden die telkens weer in het boek terugkomen:

1. Wijsheid (Hebr. hokma): het doorgronden van de aard van dingen en situaties, waardoor er bekwaamheid is om goede keuzes te maken.

2. Vermaning (Hebr. musar): onderwijs / opvoeding door correctie, waarschuwing en tucht.

3. Inzicht (Hebr. bina): het vermogen om dat wat je begrijpt toe te passen door te onderscheiden tussen goed en kwaad, gezond makend en ziek makend, waarheid en leugen.

4. Gerechtigheid (Hebr. tsedek): het juiste gedrag (slaat op handelen en denken).

5. Recht (Hebr. mishpat): wat recht is volgens de normen en het Wezen van God.

6. Billijkheid (Hebr. meyshar): vaardigheid om te handelen naar eer en deugd, naar wat past bij de situatie.

7. Schranderheid (Hebr. orma): vaardigheid om in anderen te kunnen zien waarom het gaat.

8. Kennis (Hebr. da’at): gezonde, door ervaring verkregen informatie.

9. Bedachtzaamheid (Hebr. mezimma): het vermogen om voorzichtig, nadenkend, met beleid en tact te handelen.

Het gaat er in de eerste plaats om “bekend te worden met wijsheid en vermaning”. Wijsheid en vermaning worden als een eenheid aan elkaar verbonden. De grondbetekenis van wijsheid is ‘bekwaamheid’ (Ex 31:6; Ps 107:27; 1Kn 3:28). In Spreuken is wijsheid de bekwaamheid om het leven te leven zoals God het wil. Het is de bekwaamheid om wijze keuzes te maken en succesvol te leven naar de geboden van God. Het gaat dan om succes in de zin van zegen en voordeel in ons geestelijk leven. Als we in deze zin bekwaam leven, zal ons leven vruchten voortbrengen die van blijvende waarde zijn voor God en voor de gemeenschap waarvan we deel uitmaken. Al Gods verordeningen zijn eenvoudig. Als we daarnaar leven, is ‘succes’ verzekerd.

Wijsheid is het beheersen van de kunst van het leven, maar dan wel zoals het is naar de wil van God. De kunst daarbij is niet alleen dat de wijze de gevaren van het leven onderkent, maar ook dat hij weet hoe hij ze overwint. Wijsheid is kijken en zien zoals God kijkt en ziet. Het is kijken naar hoe Hij de wereld bestuurt, en op dat bestuur op de juiste wijze reageren.

Vermaning is onlosmakelijk aan de wijsheid verbonden. Het houdt onderwijzing in, of – in ruimere zin – opvoeding, ook wel training. Het bevat de onderwijzingen van een vader aan zijn zoon. Daarbij hoort ook vermaning en bestraffing of tucht, omdat de neiging tot dwaasheid moet worden gecorrigeerd en de eerbied voor de Heer moet worden ontwikkeld. Daardoor wordt de jongeman in de juiste richting gestuurd. Aan de vermaning is gezag verbonden, want als hij afwijkt, moet tuchtiging volgen.

Het gaat erom met wijsheid en vermaning “bekend te worden”, waardoor ze ons eigendom worden. Dat betekent dat we er inspanning voor moeten leveren. Het komt ons niet aanwaaien. We moeten ons best doen om ons wijsheid en vermaning eigen te maken.

“Woorden [vol] inzicht” zijn woorden waaruit blijkt dat iemand inzicht heeft in de weg die moet worden gekozen. Het zijn woorden die iemand de juiste weg wijzen. Willen deze woorden de gewenste uitwerking kunnen hebben, dan moet de jongeman ze “begrijpen”. Om deze reden worden die woorden uitgelegd. Maar met uitleg alleen is de jongeman niet geholpen. Hij moet de uitleg ook begrijpen. Daarvoor moet hij de juiste gezindheid bezitten.

Samenvattend kunnen we zeggen dat Salomo zijn woorden bekendmaakt en uitlegt, opdat ze worden begrepen. Om voordeel van zijn onderwijs te hebben moet de jongeman aan twee voorwaarden voldoen: hij moet bereid zijn zich ervoor in te spannen om de wijze woorden te leren kennen en hij moet ze willen begrijpen.

Vermaning aannemen

Het onderwijs van Salomo heeft tot doel dat het zijn zoon, en ons, verstandig maakt, waardoor we in het leven tot de juiste keuzes zullen komen. Hij onderwijst een “vermaning die inzicht biedt”. De wijsheidsleraar houdt zijn zoon een vermaning voor die inzicht biedt in hoe het leven geleefd moet worden. Het is een ‘handleiding’ voor het leven.

Door het op deze wijze voor te stellen wil hij zijn zoon, en ons, ertoe brengen zijn vermaning aan te nemen. Het zou heel dom zijn om zijn ‘handleiding’ voor ons leven af te slaan of er geen acht op te slaan. Het woord ‘aannemen’ heeft te maken met onderwerping aan de vermaning of het onderwijs, met de gedachte dat wat wordt aangeboden de moeite waard is om aan te nemen.

Van nature willen wij ons eigen leven bepalen en zijn we niet geneigd ons te onderwerpen. Het is dus noodzakelijk dat we ons onderwerpen om inzicht in het leven te krijgen. We worden echter niet gedwongen om de vermaning aan te nemen, maar daartoe, hoewel nadrukkelijk en indringend, uitgenodigd. De vader geeft nadrukkelijke opdrachten en de zoon zal er verstandig aan doen daaraan te gehoorzamen, maar hij moet zelf de keus maken of hij dat doet.

Niemand verplicht ons om eerst de meegeleverde handleiding bij een apparaat te lezen voordat we het apparaat gebruiken, maar het wordt ons toch dringend aangeraden. Het kan ons wel eens veel geld kosten als we het apparaat gaan gebruiken zonder de handleiding te hebben gelezen. Dat geldt voor het gebruik van deze handleiding voor het leven natuurlijk helemaal. De uitnodiging die in dit vers naar voren komt, is dat we de inhoud van dit boek aannemen en in ons leven toepassen.

“Inzicht” wil zeggen dat we ons door Gods Woord verlichte verstand gebruiken om bepaalde zaken te doordenken, plannen te maken en risico’s in te schatten om dan de juiste keuze te maken tussen goed en kwaad. Als we dit onderwijs aannemen, zullen we in ons handelen ook rekening houden met

1. “gerechtigheid”, dat wil zeggen dat we handelen naar de juiste norm of standaard, zoals dat bijvoorbeeld met maten en gewichten gebeurt om iets juist af te meten en af te wegen (Dt 25:15); het betekent dat we handelen in overeenstemming met Gods wet;

2. “recht”, dat wil zeggen handelen als gevolg van en in overeenstemming met een officiële, rechterlijke uitspraak (Dt 16:18-19), het doen wat gepast is;

3. “billijkheid”, dat wil zeggen met wat eerlijk en voor anderen aangenaam is en dat we oprecht te werk gaan.

Schranderheid, kennis en bedachtzaamheid

In dit vers noemt Salomo de twee soorten mensen tot wie hij zijn onderwijs in het bijzonder richt en van wie hij door zijn onderwijs het karakter wil vormen. Als zij luisteren naar zijn onderwijs, zullen ze geestelijk voorspoedig zijn. We kunnen zeggen dat het boek Spreuken de sleutel tot succes is. Wie ernaar luistert, dat wil zeggen het onderwijs ervan ter harte neemt, weet hoe hij zijn weg moet gaan, wat de verstandigste weg is. Het is de weg waarop God Zijn zegen kan geven.

De “onverstandigen” zijn de eerste soort. Zij zijn onnozel, naïef, onnadenkend, dom. We mogen hen niet vereenzelvigen met de dwazen. De onverstandige leeft het leven zoals het op hem afkomt. Hij maakt zich nergens druk om en denkt nergens over na. Dat houdt in dat hij zich gemakkelijk laat verleiden tot het gaan van een verkeerde weg.

De “jongeman” behoort tot de tweede soort. Omdat hij jong is, ontbreekt het hem aan ervaring. Hij kan nog niet weten wat het leven allemaal in zich heeft en is daardoor kwetsbaar en gemakkelijk te verleiden tot een verkeerde weg.

De onverstandigen en de jongeman moeten ertoe komen God te vrezen. Dan zal Hij hen door dit boek onderwijzen aangaande de weg die zij moeten kiezen (Ps 25:12).

De wijsheidsleraar wil door zijn onderwijs de onverstandige “schranderheid” geven. Schranderheid is slimheid of scherpzinnigheid. Als de onverstandige de schranderheid gebruikt die hem wordt gegeven, zal hij op uitgekiende wijze weten te handelen. Daardoor levert zijn keus geen schade voor zichzelf op, maar integendeel voordeel (Sp 22:3). Hij weet hoe hij de valkuilen van het leven moet vermijden. Als hij niet naar het onderwijs van de wijze luistert, maar zich inlaat met dwazen, wordt hij een dwaas.

Voor de jongeman heeft de wijsheidsleraar “kennis en bedachtzaamheid” op het oog. Omdat het een jongeman aan kennis van het leven ontbreekt, is het onderwijs erop gericht hem bekend te maken met de geheimen van het leven. Jongemannen menen soms veel kennis te hebben, maar het is slechts kennis uit boekjes. Ze praten vaak als een kip zonder kop. Ze kunnen gewoon nog niet weten wat het leven inhoudt. In dit gebrek wordt door het spreukenboek op meer dan voortreffelijke wijze voorzien.

Als het gebrek aan kennis is weggewerkt door het tot zich nemen van het onderwijs van de inhoud van dit boek, is het vervolgens belangrijk die kennis op de juiste manier en de juiste tijd toe te passen. Daarom wordt hier aan de kennis direct de “bedachtzaamheid” gekoppeld (vgl. 2Pt 1:6a). Bedachtzaamheid is bezonnenheid, nadenkendheid of zelfbeheersing. Wie bezonnen is, denkt eerst na voordat hij iets doet of zegt. Hij zal niet overijld handelen of spreken, maar wachten op de juiste tijd.

Wijs en verstandig

Niet alleen de onverstandige en de jongeman doen hun voordeel met dit boek, maar ook ieder die al “wijs” en “verstandig” is. Wijs en verstandig worden houdt nooit op. Wie echt wijs en verstandig is, zal niet zeggen dat hij dit is, maar heeft het verlangen om daarin steeds meer onderwezen te worden. We kunnen altijd wijzer en verstandiger worden, we kunnen altijd meer op Christus gaan lijken. Gods wijsheid is oneindig en Zijn verstand is ondoorgrondelijk. Het boek is voor ieder die de weg van de wijsheid en het verstand nog niet gaat een aansporing om die weg te gaan. Het boek is voor ieder die deze weg al heeft gekozen een handleiding voor het vervolgen van die weg.

Als we wijs zijn en de weg van de wijsheid zijn ingeslagen, kunnen we des te beter horen wat de onderwijzer zegt. “Horen” of luisteren is een geweldig middel om te leren. Eerst horen, dan doen. Als we horen, zullen we “inzicht vermeerderen”. God wil niet dat we stilstaan, maar dat we geestelijk blijven groeien en steeds toenemen in de kennis van Zijn gedachten. Inzicht is het begrijpen van het verband waarin een bepaalde zaak staat en het overzien van de elementen die allemaal meespelen (vgl. 1Kr 12:32).

“Wijze raad verwerven” is een activiteit om goede adviezen en wijze raadgevingen in te winnen om tot een goede afweging te komen en vervolgens een goede beslissing te kunnen nemen. Wie verstandig is, zal zijn best doen om goede adviezen en wijze raadgevingen te verwerven. Verwerven duidt op inspanning. De verstandige ziet de waardevolle betekenis van het inwinnen van wijze raad in en zal zich voor overleg inzetten. Hij gaat niet op zijn eigen inzichten af (Sp 3:5b).

Spreuk, spreekwoord, woorden, raadsels

Salomo heeft in de voorgaande verzen het belang van zijn onderwijs in dit spreukenboek op indringende wijze duidelijk gemaakt. Als we maar enigszins begrepen hebben hoe groot het belang van een gids naar en op de weg van de wijsheid is, zullen we ernaar verlangen de inhoud van dit boek in ons op te nemen.

Dit betekent niet dat alles hapklaar voor ons ligt. Er doet zich een schijnbare moeilijkheid voor. Het boek bestaat naast heldere spreuken en voor iedereen begrijpelijke woorden van wijzen ook uit spreekwoorden en raadsels van wijzen. Dit betekent dat niet altijd direct duidelijk is wat er wordt bedoeld. Vaak zijn spreuken ‘doordenkertjes’, raadsels. We moeten erover nadenken en doordenken. We zullen naar elke spreuk intensief moeten luisteren en die nauwkeurig moeten bekijken. Daarbij moeten we ook letten op het verband waarin de spreuk staat.

We moeten dus soms over een spreuk nadenken en de betekenis ervan onderzoeken. Als we dat doen, zullen we tot onze verrassing ontdekken dat de spreuk ons onderzoekt. Hij zet aan tot zelfonderzoek en het stellen van vragen aan onszelf. Het onderzoek plaatst ons onder het onderzoekende oog van God, doordat Hij Zelf in dit boek tot ons spreekt. God zet Zijn schijnwerper op ons leven, zodat we het in Zijn licht bezien. Dat moet ons tot een conclusie brengen waaruit blijkt dat we Hem hebben begrepen en ons leven daaraan aanpassen.

Dit nadenken en doordenken over een spreuk is een belangrijk punt om aan het begin van dit boek op te merken. We hebben tijd nodig om de wijsheid eruit te halen en die tot ons te laten doordringen. Het onderwijs ligt niet altijd zomaar voor het oprapen. We moeten ernaar zoeken, ernaar graven. Dit boek is geen vluchtig romannetje dat vlotjes wegleest. Maar als we serieus wijsheid zoeken, zijn we op de juiste vindplaats. Als we overtuigd zijn van het belang van de zoektocht naar wijsheid, zal elke inspanning beloond worden. De betekenis die wijsheid voor ons heeft, zal af te meten zijn aan onze inzet voor het verkrijgen ervan.

Copyright information for DutKingComments