Proverbs 13:6

Rechtvaardig of goddeloos

Sp 13:5 gaat over de gezindheid en het optreden van de rechtvaardige en de goddeloze. Sp 13:6 gaat over de resultaten, de behoedende gerechtigheid en de in het verderf stortende goddeloosheid.

Er staat in Sp 13:5 niet dat de rechtvaardige nooit liegt. Het gaat ook niet om het vermijden van de leugen. De leugen vermijden kan ook uit zelfzuchtige motieven gebeuren, zonder dat de leugen wordt gehaat. Het gaat om het haten ervan, er een afkeer van hebben (Rm 12:9). Deze haat is bij de rechtvaardige aanwezig, omdat hij de Goddelijke natuur bezit.

De leugen komt tot uiting in “een leugenachtig woord”. Elk woord dat in leugen wordt gesproken, is hatelijk voor God en voor de rechtvaardige. We kunnen de waarheid niet liefhebben zonder de leugen te haten. Dat is volmaakt waar bij de Heer Jezus en zal zo zijn bij ieder die dicht bij Hem leeft.

De goddeloze leeft in de leugen en handelt laaghartig en schaamteloos. Wat hij zegt en doet, stinkt en is schandelijk. Iemand “in een kwade reuk brengen” gebeurt door leugenachtige woorden over hem te spreken. Maar hierdoor komt hij die dit doet zelf ook in een kwade reuk. Het is een geur die om hem heen hangt. Wie zich van leugenachtige woorden bedient, is schandelijk bezig. De goddeloze maakt zich gehaat en gedraagt zich schandelijk door zijn leugentaal.

“Gerechtigheid” en “goddeloosheid” worden in Sp 13:6 gepersonifieerd. De rechtvaardige wordt door gerechtigheid gekenmerkt. Zo iemand is “oprecht van weg”, dat wil zeggen dat zuivere motieven zijn handel en wandel bepalen. Zijn gerechtigheid beschermt hem tegen boze aanvallen om hem te laten zondigen. Hij wordt door zijn gerechtigheid behoed voor onoprecht of bedrieglijk handelen omdat hij is bekleed met “het borstharnas van de gerechtigheid” (Ef 6:14). Gerechtigheid is als een borstharnas dat het hart beschermt van waaruit “de uitingen van het leven” zijn (Sp 4:23).

Tegenover gerechtigheid staat goddeloosheid. Daardoor wordt de zondaar gekenmerkt. Hij is zonder enige bescherming tegen de zonde en gaat een weg van zonde. Bij goddeloosheid ontbreekt elke gedachte aan God. Wie goddeloos is, doet niet anders dan zondigen. De weg van de zondaar eindigt onvermijdelijk in het verderf. Hij wordt daarin gestort, zonder dat iets of iemand dat verhindert. Het wordt hier voorgesteld als iets wat hij zelf bewerkt.

Copyright information for DutKingComments