Proverbs 16:6

Leven onder de soevereiniteit van God

Het gaat in Sp 16:6 over de volledige bevrijding van de zonde, waardoor die bevrijding tot stand is gekomen en wat daarvan het gevolg is in de praktijk. De eerste versregel spreekt over de verzoening van een misdaad. De tweede versregel spreekt over het zich afkeren van het kwade.

“Goedertierenheid en trouw” zijn eigenschappen van God. Ze worden bijzonder zichtbaar op het kruis (Ps 85:11). God heeft door het kruiswerk van Zijn Zoon Jezus Christus de verzoening bewerkt voor ieder die gelooft. Zijn goedertierenheid spreekt ervan dat Hij vol goedheid en liefde voor de mens is. Dat heeft Hij laten zien in de gave van Zijn Zoon.

Zijn trouw heeft te maken met Zijn trouw aan de waarheid. Hij kan niet zonder meer aan de zonde voorbijgaan. De zonde moet worden geoordeeld. Dat heeft Hij gedaan in het oordeel dat Hij over Zijn Zoon heeft gebracht. Zijn trouw aan de waarheid houdt ook in dat Hij ieder met Zichzelf verzoent die het offer aanvaardt dat Hij in Christus heeft gebracht.

Wie deel heeft aan de verzoening van zijn misdaden, is bevrijd van de macht van de zonde. In zijn leven zal te zien zijn dat hij de zonde niet meer dient en dat hij zich van het kwade afkeert. Dat kan hij niet in eigen kracht. De stimulans daarvoor ligt in “de vreze des HEEREN”. Uit liefde en eerbied voor God zal hij niets meer met het kwade, met de zonde, te doen willen hebben om alleen nog tot eer van God te leven (Tt 2:11-12).

Als “iemands wegen” de HEERE behagen, is dat omdat die Hem herinneren aan de wegen die de Heer Jezus op aarde is gegaan en waarin Hij een volkomen welbehagen had (Sp 16:7). Die wegen roepen in eerste instantie haat op van de zijde van de wereld en geen vrede. Toch zullen vijanden het voordeel van een dergelijke weg erkennen en vanwege dat voordeel vriendschap met hem zoeken.

Een levensstijl die God behaagt, ontwapent sociale vijandigheid. Het leven dat God behaagt, is een leven dat wordt geleefd in geloof (Hb 11:6). Het zal onberispelijk zijn en genade vinden bij anderen. God kan dat bewerken. Het gaat niet om alle vijandschap van alle vijanden, maar in bepaalde situaties, waarin Hij dat wil. Iemand kan door vijanden worden aangeklaagd en in de gevangenis worden geworpen. In de gevangenis kan God de harten van de medegevangenen bewerken om de gelovige te aanvaarden en te waarderen. Jozef heeft dat ervaren.

We moeten niet vergeten dat deze spreuk niet voor alle situaties geldig moet worden verklaard. Een andere regel, die even geldig is, is dat gelovigen in de wereld verdrukking hebben (Jh 16:33), zoals ook “allen die Godvruchtig willen leven in Christus Jezus” vervolgd zullen worden (2Tm 3:12).

De weinige bezittingen die iemand heeft, maar die op een rechtvaardige manier zijn verkregen, zijn beter dan “een veelheid aan inkomsten” die op een oneerlijke manier, ”zonder” daarop “recht” te hebben, zijn verkregen (Sp 16:8). “Weinig” betekent niet per definitie extreme armoede; het zou kunnen verwijzen naar een bescheiden inkomen. Het gaat om wat voldoening geeft in het leven en dat is Gods goedkeuring en gemeenschap met Hem. God verafschuwt oneerlijk verkregen inkomsten.

Wat op oneerlijke wijze wordt verkregen, wordt ook niet goed gebruikt. Wat eerlijk is verdiend, wordt goed besteed en wel om van te leven en ook om er goed mee te doen aan anderen. Wat oneerlijk is verkregen, wordt verbrast in een losbandig leven. Wie daar eenmaal de smaak van te pakken heeft, is onverzadigbaar en zal zich nog meer zonder recht willen toe-eigenen om zijn luxe levensstijl te kunnen financieren.

De weduwe in Zarfath, die weinig had, maar met Elia de hulpbronnen van God in huis had (1Kn 17:10-15), was beter af dan Izebel met haar ‘veelheid aan inkomsten zonder recht’ (2Kn 9:32-37). In geestelijke zin kunnen we dit toepassen op de gemeente op aarde. De ware gelovigen, de ware kerk, hebben weinig in aards opzicht, maar bezitten Gods gerechtigheid in Christus. Ze hebben kleine kracht. Daartegenover staat de valse kerk, het rooms-katholieke systeem dat zich erop beroemt alle geestelijke rijkdom te bezitten, maar zonder recht. De ware kerk heeft niets behalve Christus, de valse kerk heeft alles behalve Christus.

Sp 16:9 toont het contrast aan dat er kan zijn tussen wat wij van plan zijn en wat er werkelijk gebeurt. God bepaalt wat er werkelijk gebeurt. We mogen plannen maken voor de weg die we willen gaan. Maar als we stappen willen zetten om die weg te gaan, moeten we blijven bedenken dat uiteindelijk de Heer ons leven bestuurt (Jr 10:23; Ps 37:23). Het gaat erom dat we leren zeggen: “Als de Heer het wil en wij leven, zullen wij dit of dat doen” (Jk 4:13-15; 1Th 3:11).

Copyright information for DutKingComments