Proverbs 17:13

Waarschuwingen tegen dwaasheid

Het is gevaarlijker om een dwaas tegen te komen die zich bezighoudt met dwaasheid, dan “een beer die van jongen beroofd is” (Sp 17:12). De mens, die wordt verondersteld intelligent en rationeel te zijn, is in zijn dwaasheid gevaarlijker dan de beer die naar zijn instinct handelt (2Sm 17:8; Hs 13:8a). De dwaas is totaal blind voor zijn dwaasheid en handelt in domme verblinding. De les is: kom niet in de buurt van die beer en zeker niet in de buurt van een dwaas.

Wij onderschatten vaak het enorme gevaar van dwaasheid. Dwaasheid is het buitensluiten van God. Het houdt in dat de waarschuwingen van God als een grap worden beschouwd, zoals de schoonzoons van Lot deden (Gn 19:14). Dat brengt een mens in een veel groter gevaar dan welk aards gevaar ook. Van een beer weet je wat je moet verwachten, van een dwaas weet je dat vaak niet.

Adam is de eerste op wie Sp 17:13 ten volle van toepassing is. Hij heeft al de goedheid van God met kwaad vergolden. Daarom is er kwaad over zijn huis, dat wil zeggen over zijn hele nageslacht, gekomen dat tot vandaag niet is geweken. Het kwaad wijkt alleen als het wordt beleden. Dan gebeurt het omgekeerde: God vergeldt goed voor kwaad voor ieder die gelooft.

Het vers is algemeen van toepassing op ieder mens die kwaad voor goed vergeldt, ook op de gelovige, zonder te zeggen of God direct het kwaad op hem laat terugkomen of dat pas later doet. David heeft ondervonden dat Saul het goede dat hij voor hem heeft gedaan met kwaad heeft vergolden. Nabal heeft hetzelfde tegenover David gedaan. Maar David heeft ook zelf kwaad voor goed vergolden toen hij Uria liet vermoorden, terwijl Uria hem met volle toewijding diende. Daarom is het kwaad niet van zijn huis geweken (2Sm 12:9-12).

Bovenal hebben de Joden de Heer Jezus kwaad voor goed vergolden. Dat horen we als Hij zegt: “Zij hebben kwaad over Mij gebracht in plaats van goed en haat in plaats van Mijn liefde” (Ps 109:5; Ps 35:12). Als gevolg daarvan is het kwaad niet van het huis van Juda geweken. De Heer heeft Zijn discipelen voorgehouden – en daarmee houdt Hij het ook ons voor – dat zij, net als Hij dat deed, andersom moeten handelen: “Hebt daarentegen uw vijanden lief, en doet goed” (Lk 6:35). Voor ons geldt in dit verband nog de volgende aansporing: “Laat u door het kwade niet overwinnen, maar overwin het kwade door het goede” (Rm 12:21).

Copyright information for DutKingComments