Proverbs 19:1

De oprechte arme en de dwaas zonder kennis

De tegenstelling in Sp 19:1 is die tussen “een arme … in zijn oprechtheid” en “iemand die verkeerd van lippen en bovendien een dwaas is”. Vanwege de tegenstelling met de arme kunnen we bij de dwaas denken aan iemand die rijk is. De arme is niet onder de straf van God omdat hij arm is en de rijke is niet onder de zegen van God omdat hij rijk is. Hier is het aanzien misleidend. Rijkdom zelf wordt niet veroordeeld. Waar het om gaat, is waar we het vandaan hebben en wat we ermee doen.

Het contrast betreft innerlijke waarde en uiterlijke schijn. Hij die alles schijnt te hebben, is de dwaas, terwijl hij die alles tegen lijkt te hebben, oprecht is en daardoor beter af is dan de rijke dwaas. Persoonlijke integriteit, zelfs met armoede, is veel beter dan dwaze verkeerdheid.

Het hangt allemaal af van de relatie met God. De arme die in oprechtheid zijn weg gaat, kan die weg gaan omdat hij zijn weg met God gaat. Daarom is hij in werkelijkheid rijk. De verkeerde van lippen spreekt dingen die aantonen dat hij geen relatie met God heeft. Daarbij komt ook nog dat hij een dwaas is, wat wil zeggen dat hij ook helemaal geen relatie met God wil. De weg die hij zonder God gaat, loopt uit op de dood.

Het woord “ja” waarmee Sp 19:2 begint, geeft aan dat Sp 19:2 met Sp 19:1 verbonden is. Hij die bezield is “zonder kennis” te hebben, is de dwaas van Sp 19:1. Onverstandige en onnadenkende ijver leidt tot mislukking. “Bezieling” is zoiets als gretige ijver. Dat komt tot uiting bij iemand die “haastig is met de voeten”, die overhaast een weg gaat om een begeerte te vervullen. Het kenmerkt de man die snel resultaat en zoveel mogelijk winst wil boeken. Mensen die spontaan ergens op af gaan, slaan de verkeerde weg in en missen het doel (het woord ‘zondigen’ betekent letterlijk ‘het doel missen’). Saul was zo iemand (1Sm 13:11-14). Er kan zelfs ijver voor God zijn, maar toch zonder verstand (Rm 10:1-4).

Deze spreuk herinnert ons eraan dat we de tijd en de richting voor de actie moeten weten, want anders zal de ijverige inspanning een vergeefse en zelfs verkeerde activiteit zijn. “Bezieling zonder kennis” brengt de voeten in beweging op een weg van zonde. Bezieling is goed als het om het goede gaat (Gl 4:18), maar daarvoor is de kennis van God en Zijn wil nodig. Daarom zal onze ijver moeten voortkomen uit gemeenschap met God, waardoor we Zijn wil kennen. Dan zullen we in rust en tegelijk met voortvarendheid onze weg gaan. Het resultaat hiervan is dat het doel niet wordt gemist, maar wordt bereikt en dat God wordt verheerlijkt.

Bezieling zonder kennis of verstand is iets wat vooral jongeren kenmerkt die zich niet met Gods Woord bezighouden. Zij missen daardoor het nodige onderscheidingsvermogen om de waarde te kennen van dat waaraan ze zich overgeven. Alleen door studie van Gods Woord krijgen zij – en dat geldt uiteraard ook voor ouderen – dat onderscheidingsvermogen. Er is geen enkel excuus om zonder kennis te zijn. We hebben het hele Woord van God tot onze beschikking. Het is de enig betrouwbare, onveranderlijke bron van kennis en toegankelijk voor iedereen die wil leren.

Een dwaas, die zonder kennis is (Sp 19:2), verdraait zijn eigen weg waardoor zijn leven een puinhoop is geworden (Sp 19:3). En dan geeft hij God daarvan nog de schuld ook. Door zijn eigen dwaasheid heeft hij zijn weg verdraaid, hij heeft er een wending aan gegeven waardoor hij in de verkeerde richting is gaan lopen. Het is een weg van God af. Voor de ellende die hij op die weg ontmoet, stelt hij God aansprakelijk. Hij is zelfs woedend op Hem, dat Hij hem dat heeft laten overkomen.

Deze opstelling kenmerkt de mens sinds de zondeval. Toen Adam zijn weg verdraaid had en gezondigd had, gaf hij God de schuld. Het lag aan de vrouw die God hem had gegeven dat het fout was gegaan (Gn 3:12). We horen en zien dit vandaag de dag in allerlei variaties terugkomen in al die situaties waar mensen niet op hun verantwoordelijkheid willen worden aangesproken. Altijd is het de schuld van een ander.

De mens wil God niet de controle over zijn leven geven. Als hij goede beslissingen neemt die goed uitpakken, prijst hij zichzelf. Als hij slechte beslissingen neemt met een slecht resultaat, krijgt God de schuld (vgl. Ez 18:25). De hand in eigen boezem steken is er niet bij. God wordt niet gedankt dat Hij in Zijn goedheid zon en regen en vruchtbare tijden geeft (Mt 5:45; Hd 14:17). Maar als Hij vreselijke plagen over de wereld laat komen die de mens over zichzelf heeft afgeroepen, lasteren de mensen de God van de hemel, zonder dat ze zich bekeren van hun boze werken (Op 16:9-11; 21).

Copyright information for DutKingComments