Proverbs 2:22

Wijsheid brengt op de weg van wie goed zijn

Wijsheid redt van de slechte man en de slechte vrouw, ze redt van de weg naar de dood en de gestorvenen. Maar daarbij moet het niet blijven. Na het afstand nemen van het kwaad moet toenadering worden gezocht tot het goede. Dat is wat de Wijsheid vervolgens doet. Zij voert naar de weg van goede en rechtvaardige mensen (Sp 2:20).

Over deze beide kanten, die van afwijzen van het kwaad en aansluiten bij het goede, lezen we ook in het Nieuwe Testament. Eerst klinkt tot ieder die de Naam van de Heer aanroept de oproep om zich te onttrekken aan de ongerechtigheid; daarna volgt de aansporing om zich aan te sluiten bij allen die dat al hebben gedaan (2Tm 2:19-22). Zo moet de zoon niet alleen de verkeerde mensen uit handen blijven, maar ook met de goede mensen gaan optrekken.

Als de zoon zich voegt bij het gezelschap “van wie goed zijn” en “van de rechtvaardigen”, is hij ook een van “de vromen” die “de aarde bewonen” zullen (Sp 2:21). Hier wijst de vader op een zekere, toekomstige, zegen (“immers”). We hebben hier een profetische uitspraak met betrekking tot het vrederijk. In die tijd van zegen onder de heerschappij van de Messias bewonen de vromen, dat zijn de Godvrezenden, de aarde. Dan is het vrederijk aangebroken en is de aarde hun thuis, waar ze in vrede en gerechtigheid wonen (vgl. Mt 5:5).

In Sp 2:22 wordt als contrast – aangegeven door het woord “echter” – het deel van de goddelozen voorgesteld. Nu zijn zij nog de baas op aarde. Zij genieten nu nog van de zonde. Maar zij zullen geen deel hebben aan de zegen in het vrederijk. Als de Messias terugkomt naar de aarde om het vrederijk op te richten, zullen eerst “de goddelozen … van de aarde uitgeroeid worden”. Zij hebben nooit met God rekening gehouden en hebben geen deel aan het vrederijk.

Er wordt nog een categorie genoemd, die van de “trouwelozen”. Zij hebben uiterlijk met God in verbinding gestaan, maar zijn Hem ontrouw geworden, ze zijn van Hem afvallig geworden. Hun deel is dat zij van de aarde, die zij voor zichzelf geclaimd hebben, “weggerukt” zullen worden, wat erop wijst dat het met grote kracht gebeurt.

Dit laatste vers is een extra waarschuwing voor de zoon zich niet met goddeloze en ontrouwe mensen in te laten. Hij zal toch niet willen delen in hun lot en de zegen van de wijsheid willen missen?

Copyright information for DutKingComments