Proverbs 24:16

Een rechtvaardige valt, maar staat weer op

De goddeloze, mogelijk de zich goddeloos gedragende zoon, wordt bevolen “niet op de woning van een rechtvaardige” te loeren (Sp 24:15). De bedoeling van het loeren is om te kijken of er een gelegenheid komt om er in te breken en te stelen, bijvoorbeeld als de rechtvaardige zijn woning verlaat. Hij kan zelfs zoveel onheil willen stichten, dat hij de “verblijfplaats” van de rechtvaardige wil verwoesten. Het woord voor ‘verblijfplaats’ wordt ook gebruikt voor de stal van de schapen, waar ze gaan liggen. Het tekent de rechtvaardige als een schaap dat weerloos en onschuldig is. Wie op die woonplaats loert en erop uit is om in te breken en de woonplaats te verwoesten, is een wolf, een symbool voor de duivel.

Het is zinloos en bewerkt tevens de eigen ondergang, om iemand van Gods volk te mishandelen, want hij overleeft altijd (Sp 24:16). De goddelozen daarentegen komen om in het onheil dat zij aanrichten. Een rechtvaardige aanvallen is God aanvallen en het zal altijd onmogelijk blijken Hem te overwinnen (vgl. Mt 16:18). Een rechtvaardige kan een aantal keren vallen, hij zal weer opstaan (Ps 37:24; Mi 7:8; Jb 5:19). Omgekeerd zullen de goddelozen niet overleven. Zonder God hebben zij geen macht om het ongeluk te overleven. Uiteindelijk zullen de rechtvaardigen zegevieren en degenen die tegen hen zijn, zullen struikelen in hun onheil.

“Zevenmaal” betekent een afgerond aantal. God laat de rechtvaardige net zoveel tuchtiging ondervinden als Hij nodig vindt. Die tuchtigingen dienen tot zijn loutering, niet tot zijn ondergang. De rechtvaardige komt zelfs een zware val te boven, terwijl de goddelozen slechts struikelen, waarna het met hen over en uit is. Petrus is vaak gevallen, maar is steeds weer opgestaan. Judas struikelde in het onheil en bleef liggen.

Copyright information for DutKingComments