Proverbs 25:27

Waar ligt onze eer

Veel eten van wat op zichzelf wel gegeten mag worden (Sp 24:13), is niet goed. De nadruk ligt niet op het goede ervan, maar op het niet goede ervan. Honing stelt de zoetheid van goede aardse dingen voor. Daarvan mogen we genieten, terwijl we God ervoor danken (1Tm 4:4-5). Maar er schuilt ook een gevaar in. Dat gevaar is dat we er onze eer in gaan zoeken. Dat blijkt uit de tweede versregel die met “maar” begint en daarom een contrast is met de eerste versregel.

Als er iemand een graanoffer bracht, mocht hij dat niet met honing bereiden (Lv 2:11). Het graanoffer is een beeld van de Heer Jezus in Zijn volmaakte leven. In Zijn leven heeft Hij Zich nooit laten leiden door de natuurlijke betrekkingen die ook Hij had. Zijn moeder kon Hem niet afbrengen van de weg die Zijn Vader wilde dat Hij ging, terwijl Hij altijd het verschuldigde respect voor Zijn moeder bleef houden (Lk 2:48-51). In ons dienen van God behoort dat ook zo te zijn.

Bij “veel honing eten” lijkt het te gaan om het zoeken van eer voor onszelf in de natuurlijke dingen zoals gezin, werk, positie. Onze eer moet echter liggen in het “onderzoeken van gewichtige dingen” (Sp 25:2b). Het gaat niet om onze eer in relaties, maar om inzicht verwerven in de belangrijke dingen die God voor ons heeft bereid op grond van het werk van Zijn Zoon. Het onderzoeken van gewichtige dingen richt de aandacht niet op onszelf, maar op God en Zijn wil met en voor ons. Dan onderzoeken we Zijn Woord, waarvan staat dat het “zoeter dan honing en honingzeem uit de raat” (Ps 19:11) is.

Copyright information for DutKingComments