Proverbs 27:1

Verkeerd roemen

Wie zich beroemt “op de dag van morgen” (Sp 27:1), overschat zichzelf enorm. Het ‘beroemen’ op de dag van morgen wil zeggen dat iemand meent het vermogen te bezitten om de toekomst naar zijn hand te zetten. Maar niemand weet “wat een dag kan baren”, dat wil zeggen, wat een dag zal brengen. Dat geldt zowel voor wat er vandaag nog kan gebeuren als voor de dag van morgen. De toekomst is Gods terrein. Daarover heeft de mens geen beschikking. Als we dit erkennen, zal dat ons nederig maken. Het zal ons ertoe brengen dat we al onze toekomstige projecten aan Hem onderwerpen, de soevereine God, Die alles leidt.

Het maken van plannen is niet verkeerd, als het maar in nederigheid gebeurt. Plannen maken alsof we zelf de volledige beschikking over ons lot en de macht over de toekomst hebben, past ons niet (Jk 4:13-16). De Heer Jezus maakt dat duidelijk in een gelijkenis van een rijke dwaas die van plan was om nog vele jaren te leven, maar die in de volgende nacht stierf omdat God zijn ziel opeiste (Lk 12:16-21).

De spreuk bevat nog ander onderwijs. We kunnen uit deze spreuk leren dat we ons geen zorgen hoeven te maken voor morgen (Mt 6:34). Wij weten niet of de zorgen er morgen nog zijn. En als ze er morgen nog zijn, dan is God er ook nog om ons bij te staan. Een andere toepassing is dat we niet tot morgen moeten uitstellen wat we vandaag kunnen doen. Dat geldt helemaal als het om de bekering van een mens gaat. Dan is de oproep: “Heden, als u Zijn stem hoort, verhardt uw harten niet” (Hb 3:15). Als de bekering wordt uitgesteld tot ‘morgen’, is ‘morgen’ een dag uit de kalender van de satan geworden, die tot in het oneindige gerekt kan worden (Hd 24:24-27).

Sp 27:2 sluit aan op Sp 27:1. Sp 27:1 zegt dat een mens niet moet roemen op wat hij morgen, of in de toekomst, gaat doen. Sp 27:2 zegt dat een mens niet moet roemen (hetzelfde Hebreeuwse woord dat nu is vertaald met ‘prijzen’) in zichzelf, op wat hij vandaag of gisteren (of in het verleden) heeft gedaan of hoe hij is. Het is goed dingen te doen die lof verdienen (Fp 4:8), maar het is niet goed jezelf daarop te beroemen. Lof is als een lekker zittende jas. Je mag die dragen als een ander je die jas maar aandoet en niet jijzelf, want anders zal hij niet lang lekker zitten.

Als andere mensen je prijzen, is dat goed. Als je jezelf roemt, is dat een vorm van trots. Het Nederlandse spreekwoord ‘eigen roem stinkt’, geeft dat goed weer. Het is een algemeen spreekwoord, wat duidelijk maakt dat ook wereldse mensen algemeen gesproken geen waardering hebben voor iemand die de mond vol heeft van zijn eigen prestaties.

We mogen dankbaar zijn voor een door ons behaald resultaat en daarin onze vreugde vinden. God zag op Zijn scheppingswerk en zag dat het zeer goed was (Gn 1:31). Er is echter wel een verschil tussen ons en God. God vindt alle voldoening in Zichzelf; wij vinden die alleen in Hem. Hij geeft ons de bekwaamheid om een bepaald werk te doen. Als wij iets hebben gedaan, moeten we zeggen dat we nutteloze slaven zijn die alleen hebben gedaan wat ons is opgedragen (Lk 17:10).

De waardering komt van de Heer. Hij zegt tegen ieder die Hem trouw heeft gediend: “Voortreffelijk, goede en trouwe slaaf” (Mt 25:23). De roem over onszelf is nooit objectief. Als wij onszelf beroemen, overschatten wij onszelf enorm. Als de Heer ons beoordeelt, is dat een absoluut objectieve beoordeling. In die zin komt Zijn beoordeling overeen met die door “een vreemde” en “een onbekende”. Huichelachtige elementen spelen geen rol. Het is lof zonder enige bijbedoeling.

Copyright information for DutKingComments