Proverbs 28:20

Resultaten van ijver en betrouwbaarheid

In Sp 28:19 is sprake van twee soorten verzadiging (Sp 12:11). Er is een verzadiging met brood en een verzadiging met armoede. “Met brood verzadigd worden” is het gevolg van ijverig je dagelijks werk doen, wat hier wordt aangeduid met “wie zijn land bewerkt”. Je krijgt je brood niet door een of ander wonder, maar je moet ervoor werken. Doe je dat, dan zul je tot verzadiging toe te eten hebben.

De tweede versregel begint weer met “maar”, wat aangeeft dat er een contrast volgt. Tegenover de ijverige werker staat iemand die “leeglopers navolgt”. Wie zoiets doet, laat zien hoe hij zelf is. Hij steekt geen hand uit, maar leeft op de zak van een ander. Zo af en toe heeft hij wat te eten, maar uiteindelijk wordt hij “met armoede verzadigd”. Wie zijn land bewerkt, heeft zijn broodtrommel, tafel en maag vol brood. Wie nalopers navolgt, heeft zijn broodtrommel, tafel en maag vol leegheid.

Het contrast is tussen degene die zich concentreert op zijn werk, en degene die zich laat afleiden en zijn tijd en energie besteedt aan niet-productieve activiteiten. Enige ontspanning en afleiding zijn op hun tijd nuttig, maar te veel ervan leidt tot armoede, zowel materieel als geestelijk.

Sp 28:20 sluit aan op Sp 28:19. De eerste versregel gaat over “een betrouwbaar man”, wat betekent dat hij onder andere ijverig aan het werk is en daarin trouw is. Hij heeft “talrijke zegeningen”. Door het contrast met de tweede versregel lijkt een van die talrijke zegeningen die van voldoende inkomen te zijn. Hij hoeft er niet op te azen om rijk te worden, hij is rijk door zijn trouw in zijn werk. Daardoor kan hij voor zijn gezin zorgen. Hij is ook in staat iets weg te geven aan de armen en vooral ook God Zijn deel te geven. Hij verheugt zich over Gods gunst. Trouw bepaalt succes.

Tegenover een betrouwbaar man staat “wie erop aast om rijk te worden”, ook wel te vertalen als ‘wie staat te popelen om rijk te worden’. Zo iemand bedient zich daarvoor van oneerlijke middelen. Dat kunnen we concluderen uit de woorden “zal niet voor onschuldig gehouden worden”. De gedachte is dat de eerste trouw is aan zijn verplichtingen aan God en aan andere mensen. De tweede, iemand die erop aast om rijk te worden, is bezig dat te doen zonder er ijverig voor te werken, maar door gebruik te maken van bedrog. Daarmee laadt hij niet alleen rijkdom op zich, maar vooral schuld. Hij zal voor zijn bedrog en wangedrag moeten boeten (1Tm 6:9-10).

Copyright information for DutKingComments