Proverbs 28:8

Oneerlijke bezitsvermeerdering

Het verband tussen de eerste en de tweede versregel lijkt te veronderstellen dat de bezitsvermeerdering het gevolg is van het plukken van de armen die bij hem hebben moeten lenen of kopen. Dit gezegde gaat ervan uit dat het bezit van iemand die het op een oneerlijke manier heeft verkregen, uiteindelijk zijn weg naar de armen zal vinden (vgl. Jr 17:11; Jk 5:1-6). God zal daarvoor zorgen (Jb 27:16-17; Pr 2:26). Hij zal ervoor zorgen dat het in handen komt van iemand “die zich over armen ontfermt”.

De wet verbiedt het vragen van rente aan een naaste, een volksgenoot (Ex 22:25; Lv 25:36-37; Dt 23:19-20; Ps 15:5). Als armen hulp nodig hadden, moesten de rijken het aan hen geven als weldadigheid. Ze mochten de benarde situatie van een andere Israëliet niet uitbuiten ten gunste van zichzelf.

Copyright information for DutKingComments