Proverbs 7:6-24

Het slachtoffer

In de Sp 7:6-23 geeft de vader een van de levendigste beschrijvingen van de verleiding tot zonde die we in de Schrift hebben. Hij geeft een ooggetuigenverslag, niet als een gluurder, maar als een leraar. Zijn verslag stelt de zonde niet als aantrekkelijk voor, maar bevat een ernstige waarschuwing om de zonde te ontwijken en te ontvluchten.

We vinden er de elementen in waarvoor hij eerder heeft gewaarschuwd:

1. verkeerd gezelschap (Sp 1:10-19),

2. doelloos rondhangen (Sp 6:6-10),

3. plaatsen waar de verleiding loert (Sp 5:8) en

4. vooral het niet luisteren naar de woorden en geboden van de ouders (Sp 4:1; 10; Sp 5:1; 7; Sp 6:20-22).

Het scenario van de ramp is als zo vaak een combinatie van het verkeerde gezelschap op de verkeerde plaats op de verkeerde tijd. Deze combinatie geldt alleen voor hen die zich niet laten waarschuwen door de Wijsheid.

In het ooggetuigenverslag vinden we

1. het slachtoffer in de Sp 7:5-9,

2. de verleidster in de Sp 7:10-12,

3. de verleiding in de Sp 7:13-20 en

4. de capitulatie van het slachtoffer in de Sp 7:21-23.

De vader begint zijn verhaal met te zeggen dat hij thuis was en door het getraliede venster naar buiten keek (Sp 7:6). Vervolgens gaat hij beschrijven wat hij zag toen hij naar beneden keek. Hij zag een groep “onverstandigen”, een groep argeloze, onervaren jongeren, die langs de weg slenterde (Sp 7:7). Onder die jongeren viel zijn aandacht op “een jongen zonder verstand”, letterlijk ‘een jongen zonder hart’ of ‘een jongen die het ontbreekt aan gezond verstand’, een leeghoofd, een domkop.

Al slenterend stak deze jongen doelbewust de straat “bij haar hoek” over en ging langzaam “in de richting van haar huis” (Sp 7:8). Het is een actie die plaatsvindt onder dekking van de duisternis (Sp 7:9). Er worden maar liefst vier verschillende woorden gebruikt om de duisternis te beschrijven. Het is in de schemering op de avond van de dag, na zonsondergang, waardoor het in het oosten heel snel middernacht lijkt, gezien de direct invallende donkerheid.

Zowel zijn doelloosheid als de donkerheid ontneemt hem het geestelijke inzicht om het gevaar te zien waaraan hij zich blootstelt. Daarom is hij niet in staat om te doen wat Jozef deed en dat is de hoererij ontvluchten (Gn 39:7; 10-12; 1Ko 6:18). Het is niet mogelijk, voor wie dan ook, om in een dergelijke situatie stand te houden. De enige optie is vluchten.

De verleidster

In Sp 7:10 verschijnt de verleidster op het toneel. Ze komt uit haar huis en loopt de jongen tegemoet. Er kan geen onzekerheid bestaan over wat zij wil. Ze laat dit zien in haar kleding. Ze is “uitgedost als een hoer” (vgl. Gn 38:14-15). De jongeman weet wie hij voor zich heeft. Zij is een geslepen, sluwe vrouw. Ze is “arglistig van hart”, wat haar diepgaande onoprechtheid aangeeft, vastbesloten om de jongen te verleiden. Wat ze voorgeeft voor de jongen te voelen, ontbreekt totaal.

Deze vrouw is “onrustig” (Sp 7:11). Ze is vol onrust, luidruchtig en opgewonden. Ze is ook “opstandig” wat betreft Gods bedoeling met het huwelijk. Het huwelijk is voor haar een drukkend en knellend juk dat ze afwerpt. Thuis kan ze het niet uithouden. Haar onreine begeerten jagen haar op, de straat op. Rusteloos zwerft ze buitenshuis (Sp 7:12). Ze ligt als een vijand op de loer, in een hinderlaag, om een argeloze jongen die haar weg kruist te verleiden tot de zonde van overspel.

De verleiding

De etappes in de verleiding zijn door haar zorgvuldig voorbereid. Ze weet precies wat ze wanneer moet doen en wat ze wanneer moet zeggen. Wanneer de jongen vlak bij haar is, overrompelt ze hem (Sp 7:13). Ze grijpt hem vast en kust hem. Ze heeft hem in haar macht. Zonder een spier te vertrekken begint ze hem verder in te palmen, zodat ook het laatste restje innerlijke weerstand bij de jongen afgebroken wordt.

Het eerste wat ze zegt, heeft te maken met de dienst aan God (Sp 7:14). Hieruit kunnen we opmaken dat we met een vrouw uit het volk van God te doen hebben. Deze verdorven vrouw schrikt er niet voor terug een godsdienstig sausje over haar verwerpelijke voornemen te gieten en zo de indruk te wekken dat God aan haar kant staat. Ze had God beloofd, zo zegt ze, dat ze Hem dank- of vredeoffers zou brengen. Die had ze Hem gebracht, beweert ze. Het dank- of vredeoffer is een maaltijdoffer (Lv 7:11-21). De gedachte is dat ze het vlees van het dank- of vredeoffer bij zich heeft dat de offeraar mag eten. Nu zoekt ze iemand om dat samen met haar te eten. Dat moet wel snel gebeuren, vandaag nog, want anders bederft het.

Laat deze jongen nu toch op haar weg komen. Hij is precies de jongen voor wie ze naar buiten is gekomen om hem tegemoet te gaan (Sp 7:15). Wat heeft ze haar best ervoor gedaan om hem te zoeken. En kijk eens, nu heeft ze hem gevonden. Als dat geen leiding van God is … Ze doet alsof ze alleen aan hem heeft gedacht, dat hij en hij alleen haar enige liefde is. Zo geeft ze hem het gevoel dat hij heel speciaal voor haar is.

Maar wat een wereld vol leugen en bedrog vertegenwoordigt zij. Zo gaat een overspelige altijd te werk, met leugen en bedrog. Er is voor haar niets speciaals aan haar prooi. In een overspelige verhouding ben je niet geliefd, ben je niet speciaal. Integendeel, je wordt bedrogen, gebruikt, verkracht. Het pad van de dood is niet aangenaam, maar veroorzaakt eindeloze kwelling.

De handeling van overspel is volkomen onpersoonlijk. Iemand die met een hoer gemeenschap heeft, is één lichaam met haar en niet één vlees. In het huwelijk zijn man en vrouw één vlees, dat is een totale eenheid van geest, ziel en lichaam. Bij hoererij gaat het alleen om het lichaam. Het lichaam is speelgoed, je bent zelf niets, niets meer dan een onpersoonlijk speeltje.

Van de eetkamer, waarheen ze hem uitnodigt om daar samen te eten, verplaatst ze ineens de aandacht naar haar slaapkamer. Ze beschrijft het beddengoed en de geur die zij heeft aangebracht (Sp 7:16-17). Zo visualiseert ze haar zondig bedrijf en prikkelt ze zijn begeerte. Daar en in die atmosfeer moet de liefde worden ‘bedreven’. Dit is nog eens extase, daar is niets mee te vergelijken. Ze heeft alles zorgvuldig en ‘met smaak’ voorbereid.

Dan komt onomwonden de uitnodiging om bij haar te komen (Sp 7:18). Ze biedt hem een hele nacht lichamelijk plezier aan. Kom bij mij en laten we dronken worden van liefde, de hele nacht door. Dit is het grote genieten, dit is pas liefde! Dit is puur genot, de echte, complete en diepe verzadiging van liefde.

Over haar man hoeft de jongen zich niet druk te maken (Sp 7:19). Letterlijk staat er niet ‘mijn’ man, maar ‘de’ man. Door zich zo over hem uit te laten toont ze dat ze hem heeft opgegeven als haar man. Ook zou het spreken over ‘mijn man’ de jongeling er alsnog van kunnen weerhouden met haar mee te gaan. Ze verzekert hem dat hij niet bang hoeft te zijn dat ‘de man’ plotseling zal thuiskomen. Hij is niet thuis en zal voorlopig ook niet thuiskomen, want “hij is voor een verre reis vertrokken”.

Ze onderstreept die leugen door te zeggen dat hij veel geld heeft meegenomen voor zijn levensonderhoud (Sp 7:20). Dat hij pas op de dag van de volle maan zal thuiskomen, is een extra argument ter geruststelling. Als het volle maan is, kan het niet aardedonker zijn. Nu is het geen volle maan, maar aardedonker en kunnen zij gewoon hun gang gaan (Sp 7:9).

Haar hele verhaal komt erop neer dat God tevreden is gesteld, dat de man buiten beeld is en dat haar volgen het enige is wat de jongen hoeft te doen. Al de leugens die zij gebruikt, zijn keer op keer en door de eeuwen heen herhaald:

1. Overspel is een ‘geheiligde’ actie.

2. De verleidster doet alsof de ander heel veel voor haar betekent, ze doet alsof ze alleen van hem houdt.

3. Wat er te genieten valt, is het toppunt van liefde en daarvoor is de ander gemaakt.

4. Degene die verleid wordt, hoeft niet bang te zijn, want het wordt geheimgehouden.

De meeste van deze leugens worden gebruikt in elke overspelige verhouding. Ze duiken op in een breed scala van seksuele zonden, ook in ‘privézonden’, zoals zelfbevrediging en het kijken naar pornografie. Maar het is duidelijk dat wie overspel pleegt, een leugenaar is, iemand die absoluut niet te vertrouwen is. Wie de intiemste band van vertrouwen breekt, de belofte van trouw, is in geen enkele andere relatie te vertrouwen. Hoe zou iemand trouw zijn aan welke belofte dan ook als hij niet trouw is aan de belofte van trouw aan zijn vrouw?

De capitulatie van het slachtoffer

De wijsheid en de oprechtheid van een Jozef zijn nodig om zich tegen een dergelijke redenering en vleierij te kunnen verzetten. “Haar grote overredingskracht” (Sp 7:21) heeft alle kracht om ‘nee’ te zeggen uit hem verdreven. “Het gevlei van haar lippen” is bij hem binnengekomen en heeft alle weerstand bij hem weggesmolten. Ze heeft de jongeman overgehaald om haar te volgen.

De nederlaag is plotseling en onherroepelijk een feit (Sp 7:22). Hij gaat meteen met haar mee. We zien hem achter haar aansjokken als een rund, echter niet als een rund dat naar een grazige weide gaat, maar “zoals een rund ter slachting gaat”. Hij gaat niet het plezier tegemoet, maar zijn dood. Een reclamecampagne tegen onverantwoord gebruik van vuurwerk heeft de slagzin: Je bent een rund als je met vuurwerk stunt. Een variant in verband met wat Salomo hier zegt, is: Je bent een rund als je met porno stunt.

Hij is “een dwaas” die met “een enkelboei als straf” naar de gevangenis wordt gebracht (vgl. Pr 7:26; Ri 16:16-19). Stompzinnige dieren zien geen verband tussen een valstrik en de dood. Evenzo zien stompzinnige mensen geen verband tussen hun zonde en de dood. Hij moet de prijs voor de zonde betalen, de dood: “Want het loon van de zonde is [de] dood” (Rm 6:23). Deze zonde kost hem zijn leven.

De uitdrukking “totdat een pijl zijn lever splijt”, verwijst mogelijk naar het knagen van een schuldig geweten, het besef dat hij geestelijke en lichamelijke verwoesting zal oogsten (Sp 7:23). Hij is als een vogel die alleen maar oog heeft voor het aas, maar daarbij de strik niet ziet. Hij vliegt op het aas af omdat het zo aantrekkelijk is en omdat hij het nodig heeft om verder te kunnen leven. Maar hij beseft niet dat het tegenovergestelde het geval is. Het aas is tegen zijn leven gericht. Door erop af te vliegen, vliegt hij zijn dood tegemoet. De geur van het bed van de hoer verandert in een doodsgeur en de korte nacht van genot verandert in een eeuwige nacht van kwelling.

Laat je hart niet afwijken naar haar wegen

In de Sp 7:24-27 hebben we de straat de rug toegekeerd en zijn we terug in de kamer van de onderwijzende vader. Daar schildert hij nog een keer in felle kleuren voor zijn kinderen wat de gevolgen van overspel zijn. Hij heeft het voorgaande verhaal niet verteld om zijn kinderen te vermaken, maar om hen te waarschuwen. Nu de les getrokken wordt, moeten ze goed bij de les blijven.

Met de woorden “nu dan” sluit hij aan op wat hij heeft laten zien als het resultaat van de zonde (Sp 7:24). Hij roept zijn “kinderen” op naar hem te luisteren en acht te slaan op zijn woorden. Ze moeten zich in hun hart voornemen om niet naar de wegen van de hoer af te wijken en het hart niet te laten afdwalen naar haar paden (Sp 7:25). Onder “haar wegen” en “haar paden” kunnen we bijvoorbeeld het koesteren van onreine gedachten, verderfelijke fantasieën, vuile conversatie, smerige lectuur en dwaas gezelschap verstaan. We moeten een eerste stap op die wegen en paden schuwen als de dood. Als we vertrouwd raken met de zonde, verzwakt de afschuw ervan. Van lieverlee zal er zelfs genegenheid voor de zonde ontstaan.

Omgang met een hoer leidt naar de dood (Sp 7:26). Velen die op haar weg zijn gekomen, zijn in de dood terechtgekomen, onder wie vooraanstaande of “geweldige” mensen.

De weg naar het huis van de vreemde vrouw “is een weg naar het graf”. Het is de weg naar beneden, “naar de binnenkamers van de dood” (Sp 7:27). Het einde van een overspelige relatie is niet ultiem plezier, maar verwoesting. Het geeft niet het speciale gevoel dat ware intimiteit wel geeft. De kinderen moeten zich niet vergissen: het pad van schijnbaar plezier is het pad van de dood. Het huis van de hoer staat in de ware zin van het woord op een doodlopende weg.

Copyright information for DutKingComments