Proverbs 8:1-21

Waar en tot wie de Wijsheid roept

Nadat de verleidende en misleidende vreemde vrouw aan het woord is geweest (Sp 7:6-23), verheft nu de “Wijsheid” Haar stem (Sp 8:1; vgl. Sp 1:20-22). De Wijsheid wordt hier weer als een Goddelijk Persoon voorgesteld. De Wijsheid is Christus. Hetzelfde geldt voor “Inzicht”. Ook dat is een personificatie van Christus. De Sp 8:1-21 wijzen op de Heer Jezus. Hij heeft in Zijn leven als de Wijsheid tot de mensen geroepen en als het Inzicht Zijn stem tot hen laten klinken. Nu Hij in de hemel is, doet Hij dat door Zijn dienaren.

De vragende vorm waarin Sp 8:1 staat, benadrukt het feit dat niemand een geldig excuus heeft om de oproep van de Wijsheid of het Inzicht te negeren. Het antwoord op de vraag kan niet anders dan bevestigend zijn. Niemand kan zich aan Haar roepstem onttrekken, want die dringt tot iedereen door. Ze spreekt niet geheimzinnig, in het donker, zoals de overspelige vrouw in Spreuken 7, maar “roept” luid en “laat … Haar stem klinken”. ‘Roepen’ en ‘de stem laten klinken’ hebben beide de betekenis van de stem verheffen. We zien in dit vers weer het Hebreeuwse parallellisme, waarbij de tweede regel de eerste regel met andere woorden bevestigt.

De plaatsen waar Ze staat, zijn met zorg uitgekozen. Het zijn plaatsen waar Ze door iedereen gezien kan worden, “op de top van hoogten”, en waar veel mensen uit allerlei richtingen aanwezig zijn, “langs de weg” en “[op] een kruispunt van paden” (Sp 8:2). Ze laat Haar stem ook horen “terzijde van de poorten, voor aan de stad” (Sp 8:3). Dat zijn de plaatsen waar handel wordt gedreven en recht wordt gesproken, waar gewoonlijk daarom ook veel mensen zijn. Iedereen die de stad ingaat of uitgaat, hoort Haar. Ze staat ook “[bij] de ingangen van de deuren”, waarbij we kunnen denken aan de tempeldeuren of de deuren van de huizen. Ze is overal waar mensen zijn.

Ze roept tot de “mannen” en Haar stem klinkt “tot de mensenkinderen” (Sp 8:4). Iedereen wordt aangesproken. De Wijsheid richt Zich niet slechts tot een uitverkoren groepje intellectuelen of godsdienstig ingewijden alsof Zij alleen ‘op niveau’ zou willen praten. Nee, Ze is voor iedereen beschikbaar en sluit niemand buiten. Het is ermee als met de zendingsopdracht om wereldwijd het evangelie te verkondigen en daarmee zonder uitzondering ieder mens te bereiken (vgl. Mk 16:15).

Alle mensen weten wel wat goed en kwaad is. Ze doen echter niet het goede, maar het kwade. Dat houdt de Wijsheid alle mensen voor. Niemand die zich voor de rechterstoel van Christus moet verantwoorden, zal kunnen zeggen: ‘Ik wist het niet.’

De Wijsheid richt Zich te midden van alle mensen met een speciaal woord tot “onverstandigen … en dwazen” (Sp 8:5). Zij hebben Haar het meest nodig en zijn het meest geneigd Haar te negeren. In Haar genade zegt Ze tot de onverstandigen, de dommeriken, dat zij toch “[met] schranderheid” zullen begrijpen waar het in het leven om gaat. Ze wil dat zij zich bekeren van hun domheid en Haar in hun leven toelaten. Dan zullen ze leven en niet omkomen.

Hetzelfde geldt voor de dwazen. De dwazen zijn al veel verder van de Wijsheid verwijderd dan de onverstandigen. Toch betrekt de Wijsheid ook hen in Haar oproep. Het is nog niet te laat om “[met] verstand” te gaan begrijpen, dat wil zeggen om hun dwaasheid in te zien en bij zinnen te komen. Als ze tot zichzelf komen, zullen ze inzien en er inzicht in krijgen dat ze het oordeel tegemoet lopen en zich bekeren.

Wat de Wijsheid roept

De Wijsheid roept alle mensen op om naar Haar te luisteren (Sp 8:6). Zij is er voor iedereen. Er is geen bijzondere intelligentie nodig om te begrijpen wat Zij zegt, maar een gewillig hart. De inhoud van haar woorden is van de grootste zuiverheid en bijzonder waardevol. Wat Zij zegt, zijn “vorstelijke dingen”. Het zijn verheven dingen, dingen van uitstekende kwaliteit en van een edel, hoogstaand karakter. Als Ze Haar lippen opent, laat Ze horen “wat billijk is”, dat wil zeggen wat oprecht en terecht is.

Voorafgegaan door een bekrachtigend “ja” zegt Ze: “Mijn gehemelte zal waarheid tot uiting brengen” (Sp 8:7). Ze spreekt de waarheid, dat wil zeggen Gods waarheid, over alle dingen. Als de hoer de jongeling voorhoudt hoe haar slaapkamer er uitziet en hoe het er ruikt (Sp 7:16-17), liegt ze hem niets voor, maar spreekt ze daarover de waarheid. Het is echter niet Gods waarheid. In het licht van Gods waarheid kunnen mensen weten hoe de dingen zijn, of ze goed of slecht zijn, en hoe ze verband met elkaar houden.

Tegenover de waarheid die de Wijsheid spreekt, staat dan ook niet de onwaarheid of de leugen, maar de “goddeloosheid”. “Goddeloosheid” betekent dat er zonder God wordt geleefd, dat er met Hem geen rekening wordt gehouden. Voor de lippen van de Wijsheid is het spreken van goddeloosheid daarom ook “een gruwel”.

Het is van het grootste belang om naar de waarheid uit de mond van de Wijsheid te luisteren. “Alle woorden” die Zij spreekt, “zijn in gerechtigheid [gesproken]” (Sp 8:8). Je kunt elk van Haar woorden absoluut vertrouwen. Het zijn woorden die aan ieder mens en elke zaak recht doen en mensen op de rechte weg leiden. In Haar woorden is niets van het tegenovergestelde aanwezig. Er is absoluut “niets verdraaids of slinks in”, niets wat tegen de waarheid van de Schrift ingaat of in strijd is met de gezonde leer.

Wie de juiste gezindheid heeft, begrijpt dat Haar woorden “oprecht” zijn (Sp 8:9). Wie al op het pad van de wijsheid wandelt, is nog beter in staat Haar te begrijpen. Oprechtheid is nodig om de wijsheid te begrijpen, en niet intelligentie, geleerdheid of slimheid. De juistheid van Haar woorden wordt begrepen door allen die ernaar verlangen om kennis te vinden.

De waarde van de wijsheid

Als iemand de vermaning (of het onderwijs) van de Wijsheid aanneemt, wordt hij daardoor rijker dan hij ooit van zilver kan worden (Sp 8:10; vgl. Ps 119:72). Het aannemen van vermaning leidt tot “kennis”. Het bezit van kennis is te verkiezen boven “bewerkt goud”. “Wijsheid” gaat de waarde van “robijnen” ver te boven (Sp 8:11). Wat iemand ook maar aan aardse rijkdom zou kunnen wensen, het is niet te vergelijken met de Wijsheid en wat Zij oplevert. Door de waarde die Wijsheid voor het leven heeft, is Zij meer te wensen dan iets anders.

Haar woonplaats, waar de Wijsheid thuis is, is bij “schranderheid” (Sp 8:12). Dit houdt in dat Zij scherpzinnig is, dat Ze een scherp en helder inzicht bezit zowel in mensen als in dingen en gebeurtenissen. De juiste kennis om te handelen vindt Ze door “bedachtzaamheid” of nadenkendheid. Bedachtzaamheid is de bekwaamheid om goede plannen te maken en doordachte beslissingen te nemen. Ze laat Zich niet verleiden tot een overhaast en daardoor verkeerd handelen. Ze heeft de kennis om te weten wat Ze moet doen omdat Ze bedachtzaam is.

We zien deze eigenschappen – schranderheid en bedachtzaamheid – op volmaakte wijze bij de Heer Jezus. Hij wist altijd wat Hij op welke tijd moest doen. Zo betaalde Hij, om nodeloze aanstoot te voorkomen, de tempelbelasting, hoewel Hij daarvan als Koning vrij was en Hij ook Zijn discipelen als Zijn onderdanen daarvan vrij verklaarde (Mt 17:27). Wat de mens betreft, wist Hij wat er in hem was en liet Hij Zich niet bedriegen door uiterlijke schijn (Jh 2:23-24). We zien hier enkele van de vele schatten van wijsheid en kennis die in Hem verborgen zijn (Ko 2:3).

Schranderheid en bedachtzaamheid (Sp 8:12) functioneren alleen als ze bestuurd worden door “de vreze des HEEREN” (Sp 8:13). Tegelijk is het zo, dat de vreze des HEEREN voert tot het haten van “het kwade”. Het kwade is te zien in de verleiding van de overspelige vrouw in het vorige hoofdstuk. Meer algemeen heeft het betrekking op het haten van hoogmoed, trots, een verkeerde weg en verkeerde woorden.

“Hoogmoed” en “trots” zitten in de mens, in het zondige vlees. Als we deze zonden hun gang laten gaan en ze niet oordelen als ze zich willen laten gelden, brengen ze ons op “de verkeerde weg”. Op die verkeerde weg zijn mensen met “een mond [vol] verderfelijke dingen”, dingen die God haat. Wereldse mensen kijken heel anders aan tegen de dingen die wij moeten haten. Zij spreken over ‘een andere manier van leven’, over het maken van ‘een andere keus’, en dwingen ons om hun manier van leven te tolereren en die zeker niet als kwaad en zondig te betitelen.

Wijsheid komt tot uiting in raad en wijsheid, inzicht en kracht (Sp 8:14). Ze zijn bij de Wijsheid aanwezig. Inzicht is niet alleen als een eigenschap in Haar aanwezig, maar Zij is Inzicht, het is Haar Wezen. Wat bij Haar aanwezig is, is wat Haar kenmerkt. Bij Haar is “raad en wijsheid”. Bij Haar is ook “kracht” om alles te doen wat Zij naar Haar raad en wijsheid nodig acht. We zien hier weer dat de Wijsheid Christus is. Een van Zijn Namen is “Raadsman” (Js 9:5). De Geest Die Hem leidt, is “de Geest van wijsheid en inzicht, de Geest van raad en sterkte, de Geest van de kennis en de vreze des HEEREN” (Js 11:2).

De Wijsheid is ook de bron van alle aardse macht en gezag. Door Haar regeren de koningen (Sp 8:15), niet omdat Zij het toelaat, maar omdat Zij het bepaalt (Rm 13:1-6). Zij stelt koningen aan (Dn 2:21). Een koning heeft meestal het besef dat hij goed of slecht kan regeren. Regeren kan alleen goed gebeuren door de Wijsheid. Wie niet naar de Wijsheid vraagt, zal slecht regeren, zoals we zien bij de koningen van Israël en sommige koningen van Juda.

De Wijsheid laat vorsten – mogelijk provinciebestuurders, lagere overheden – gerechtigheid verordenen. Deze vorsten schrijven zaken voor en leggen die schriftelijk vast; het zijn zaken die de gerechtigheid, het recht van God, dienen. Zonder de Wijsheid kunnen zij niets voorschrijven wat in overeenstemming met het recht van God is; door de Wijsheid kan dat wel.

Evenals de koningen heersen ook de vorsten door de Wijsheid (Sp 8:16). Dit geldt ook voor de “edelen”, de voorname mannen, als zij op een weldadige manier leiding geven. Ook allen die overal op aarde hun functie als rechter uitoefenen, kunnen dat alleen op de juiste wijze, dat wil zeggen rechtvaardig in overeenstemming met het recht van God, doen door de Wijsheid. Uit zichzelf kunnen zij dit niet. Hoe wijs en rechtvaardig moet de Wijsheid zijn als de machtigste mensen op aarde niet zonder Haar op een rechtvaardige en weldadige wijze kunnen besturen.

Iemand zal alleen waardering voor de Wijsheid hebben als hij liefde voor Haar heeft (Sp 8:17). Dan is er verbinding met Haar. Het gaat om de gesteldheid van het hart tegenover de Wijsheid. Waar liefde voor de Wijsheid is, wordt die liefde door Haar beantwoord met wederliefde. Liefde voor de Wijsheid blijkt uit het “ernstig zoeken” of ijverig zoeken naar Haar. Dit heeft Salomo gedaan (1Kn 3:9). De belofte voor wie dat doet, is dat hij Haar vindt, Haar aantreft, Haar in bezit krijgt (Jk 1:5).

De Wijsheid stelt een rijke beloning in het vooruitzicht voor wie Haar zoeken, want Ze wijst erop dat “rijkdom en eer” bij Haar is (Sp 8:18). Zo maakt Ze het wel heel aantrekkelijk om ernstig naar Haar op zoek te gaan. Ze voegt er nog aan toe dat ook “duurzaam bezit en gerechtigheid” bij Haar is. Het mag duidelijk zijn dat het hier niet om aards bezit gaat, want dat kan iemand zomaar ontvallen (Sp 23:5). Het gaat om schatten in de hemel die niemand kan wegnemen (Mt 6:19-20).

Duurzaam bezit kan per definitie alleen eeuwig bezit en niet het tijdelijke bezit zijn en wordt daarom uiteindelijk in het leven na dit leven genoten en niet in het leven hier-en-nu. Ook gerechtigheid is iets wat zich niet in termen van goud of zilver laat vertalen. Goud kun je krijgen of erven, wijsheid niet. Wijsheid kan alleen gevonden worden door wie ernaar zoeken. Ook gerechtigheid is een kwaliteit die niet met de aarde, maar met God in verbinding staat. Het is een kenmerk van God in Zijn handelen met mensen. In de manier waarop Hij met mensen omgaat, is Hij altijd in overeenstemming met Zijn eigen rechtvaardige Wezen.

Wie de Wijsheid hebben gevonden, zullen Haar “vrucht” genieten (Sp 8:19). Haar vrucht is wat Zij voortbrengt, alles wat uit Haar voortkomt. We kunnen daarbij denken aan alle zegeningen die door genade ons zijn gegeven, zoals verlossing, verzoening, vergeving, rechtvaardiging, het zoonschap, het eeuwige leven. We kunnen ook denken aan de vrucht van de Geest (Gl 5:22), die Hij geeft aan ieder die met de Wijsheid in verbinding is. Die vrucht behoort Haar toe, maar Zij geeft die aan allen die Haar vinden. Die vrucht “is beter dan bewerkt goud en dan zuiver goud”. Het is duidelijk dat het niet om aardse voorspoed gaat, maar om geestelijke vrucht.

Dat geldt ook voor Haar “opbrengst”. Opbrengst is een begrip van de markt, van de handel, een begrip dat hier geestelijk moet worden toegepast. Wat de Wijsheid oplevert aan vrucht en opbrengst, betreft geen materiële rijkdom, want Haar vrucht en opbrengst zijn beter dan wat goud en zilver in hun zuiverste vorm opleveren (vgl. Jb 28:15). Het product van de wijsheid, wat uit de wijsheid voortkomt, is beter dan wat je met goud en zilver kunt verkrijgen.

De Wijsheid loopt (Sp 8:20). Het is de bedoeling dat wij Haar volgen zoals kinderen hun ouders doen, soldaten hun generaal, leerlingen hun leraar en schapen hun herder. Zij leidt Haar volgelingen “op het pad van de gerechtigheid”. Wie Haar volgen, wandelen op hetzelfde pad. Ze gaat hen voor “midden op de paden van het recht” en vermijdt daardoor een afwijking naar rechts of naar links. De volgeling van de Wijsheid is niet formeel en ook niet losbandig. Hij blijft van beide uitersten ver verwijderd. Hij volgt geen droog, doods systeem, en ook geen opgeklopte, vrijblijvende beginselen.

Het erfelijk bezit is het deel van allen die de Wijsheid liefhebben (Sp 8:21). Het is geen verdienste, ook geen gift, maar een recht. Het is wel een geschonken recht, omdat het verbonden is aan de Heer Jezus Die dit recht heeft verworven. Het erfelijk bezit is Hijzelf. Van hen die Hem als hun erfelijk bezit hebben, vult Hij ook nog de “schatkamers” van hun hart (Lk 6:45). Wat Hij van Zichzelf in hun hart legt, is niet aan waardevermindering onderhevig.

Copyright information for DutKingComments