Psalms 100:4

De HEERE is goed

In Ps 100:3 gaat het over Israël, maar Ps 100:4 is gericht aan allen, ook de volken. Tegen Israël en alle volken wordt gezegd dat ze “Zijn poorten” zullen binnengaan “met een lofoffer”. ‘Zijn poorten’ zijn de poorten van Jeruzalem. De HEERE zegt daarvan dat Hij ze meer liefheeft dan alle woningen van Jakob (Ps 87:2). Hij woont in die stad, want daar staat Zijn woonplaats, de tempel. Alle aanbidders mogen hun lofoffer “met een lofzang” in “Zijn voorhoven”, dat zijn de voorhoven van de tempel, brengen. Zo dicht bij Hem, zo in Zijn tegenwoordigheid, is het niet moeilijk om Hem te loven en Zijn Naam te prijzen.

De aanleiding om zo bij Hem te komen en Hem te prijzen zijn Zijn goedheid, Zijn goedertierenheid en Zijn trouw (Ps 100:5). Van alle mensen geldt dat er niemand is die goeddoet, “er is er zelfs niet één” (Rm 3:12b). Alleen “de HEERE is goed” (vgl. Mk 10:18). Hij heeft altijd het goede voor ogen. Alles wat Hij doet en wat Hij geeft, is goed. Altijd laat Hij voor hen “die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede” (Rm 8:28).

Hij is niet slechts af en toe goed. Hij is goed en daarom is “Zijn goedertierenheid … voor eeuwig” (vgl. Ps 136:1). Zijn goedertierenheid is niet alleen goedheid als eigenschap, maar goedheid die zich in daden uit. Daarom wordt in Psalm 136 in elk van de 26 verzen van die psalm Gods goedertierenheid verbonden aan een daad waaruit Zijn goedertierenheid is gebleken. Voor eeuwig wil hier zeggen gedurende het vrederijk.

“Goed” is niet hetzelfde als “goedertierenheid”. ‘Goed’ is de vertaling van het Hebreeuwse woord tov. ‘Goedertierenheid’ is de vertaling van het Hebreeuwse woord chesed. Wat de tekst zegt, is dat Gods goedheid blijkt uit Zijn goedertierenheid. ‘Goedheid’ kan niemand van God wegnemen, want dat is Hij. ‘Goedertierenheid’ kun je verliezen (vgl. Gn 24:27; Jr 16:5). Goedertierenheid is gebaseerd op het verbond. Als Israël het verbond niet houdt, verliest het de goedertierenheid van God. Op grond van het bloed van het nieuwe verbond kan Gods goedertierenheid tot in eeuwigheid blijven (Jr 31:31-33; Mt 26:28), terwijl Hij eeuwig blijft wat Hij altijd was: goed.

In directe verbinding met Zijn goedertierenheid, die voor eeuwig is, waarmee hier het vrederijk wordt bedoeld, wordt “Zijn trouw” genoemd (vgl. Ex 34:6-7; Ps 25:6-7). Zijn trouw is “van generatie op generatie”. Elke nieuwe generatie die in het vrederijk wordt geboren, mag rekenen op Zijn trouw. Daarop mogen wij ook rekenen voor de tijd dat wij op aarde leven, evenals de generaties die na ons komen, tot het moment dat de Heer Jezus komt om Zijn gemeente op te nemen.

Copyright information for DutKingComments