Psalms 110:2

De Koning

In Ps 110:2 zien we Christus in Zijn verheerlijking op aarde. Dit gebeurt wanneer Hij voor de tweede keer in de wereld verschijnt. Dan geeft “de HEERE”, Jahweh, Hem de heerschappij die Hij heeft verdiend door Zijn werk op het kruis (Op 5:1-14). Christus strekt Zijn “machtige scepter uit vanuit Sion”. Dit is de vervulling van de profetie die Bileam heeft uitgesproken (Nm 24:17; vgl. Ps 2:8-9; Ps 72:8). De scepter is een symbool van gezag, wat nog wordt onderstreept door te spreken van een “machtige scepter”. Sion is het centrum van Zijn regering die over de hele aarde uitgaat. Hij heerst te midden van Zijn vijanden. Aan alle vijandschap is een einde gekomen.

Hij heerst ook over Zijn volk, dat “op de dag van Uw kracht” een “zeer gewillig” volk is (Ps 110:3; vgl. Hl 6:12). Wanneer de Heer Jezus in heerlijkheid is verschenen, zal het overblijfsel zich voor Hem neerbuigen en zich beschikbaar stellen aan Hem. Het overblijfsel vertoont dan de kenmerken van de Heer Jezus. Het is met hen als met de volgelingen van David die als vermoeide en belaste bij hem in de grot van Adullam de toevlucht zochten, en door hem veranderd zijn in helden (1Sm 22:1-2). De Heer Jezus was ‘zeer gewillig’ om de wil van Zijn Vader te doen (Jh 4:34). Zo is dat ook met het overblijfsel: ze zijn ‘zeer gewillig’.

Nu de eigen kracht en eigen wil van het gelovig overblijfsel gebroken zijn, is het zeer gewillig om Gods wil te doen (Ps 119:60). Jakob, die in de school van God heeft geleerd, is daar een prachtig voorbeeld van. Als zijn heup is ontwricht en zijn kracht is gebroken in de ontmoeting met de Engel van de HEERE, verklaart de God van Jakob dat zijn naam voortaan “Israël” zal zijn, dat betekent ‘vorst van God’ (Gn 32:24-28).

Jakob heeft toen als het ware een wedergeboorte doorgemaakt. Daarin is hij een type van het gelovig overblijfsel dat door de God van Jakob tot een zeer gewillig volk is gemaakt.

Er is geen enkele weerspannigheid, maar grote gewilligheid om Hem te dienen en Hem in Zijn koningschap te bevestigen (vgl. 1Kr 11:10). Zij passen bij Hem, want ze zijn “[getooid] met heilig sieraad”, wat betekent dat zij heilig zijn zoals Hij heilig is. Ze zijn gekleed in wit gewaad, als priesters, het gewaad dat gewassen is in het bloed van het Lam (Op 7:14). Het verschijnen van zoveel mensen gekleed in een wit gewaad, lijkt op de dauw, rein en fris, priesterlijk en krachtig. Het is naar waarheid een koninkrijk van priesters.

Ze komen voort “uit de baarmoeder van de dageraad”. Dit is een prachtige, poëtische beschrijving van de nieuwe periode die aanbreekt wanneer de Messias begint te regeren (vgl. Hl 6:10). De nieuwe periode is als een nieuwe geboorte. De Heer Jezus spreekt daarom over die tijd als de “wedergeboorte”, dat is de tijd dat Hij zal regeren en waarin Zijn discipelen met Hem mogen regeren (Mt 19:28). De wedergeboorte is die van de aarde als die is vrijgemaakt van de vloek van de zonde die erop ligt (Rm 8:19-21). Dan is het aardrijk vernieuwd, wedergeboren (Ps 104:30b).

Daarop sluit “de dauw van Uw jeugd” nauw aan. Het gewillige volk en de wedergeboorte van de schepping horen bij de Messias zoals dauw hoort bij het aanbreken van een nieuwe dag. Dauw spreekt van verfrissing, verkwikking. Het is de frisheid van een nieuwe dag. De dauw wordt in het Oude Testament meerdere keren als een zegen van de hemel voor het land van God beschreven (Dt 33:13; 28; Nm 11:9). De nieuwe generatie die in navolging van de Messias het vrederijk binnengaat, is een verkwikking voor de Messias en zal in haar leven vrucht voor Hem dragen. Ze zal de Heer met vreugde dienen.

Copyright information for DutKingComments