Psalms 118:25

De dag die de HEERE gemaakt heeft

De Heer Jezus, de Messias, is “de steen [die] de bouwers verworpen hadden” (Ps 118:22). Dat blijkt duidelijk uit wat Hij er Zelf over zegt tegen de verdorven ‘bouwers’, de geestelijke leiders van Gods volk tijdens Zijn leven op aarde (Mt 21:33-46). Hij is door God tot hoeksteen gemaakt door Hem uit de doden op te wekken en Hem aan Zijn rechterhand te verheerlijken (Hd 4:11). Daar heeft God Hem tot hoeksteen van de gemeente gemaakt (Ef 2:20).

Maar hier is Hij de hoeksteen waarop het herstelde Israël gebouwd wordt (Js 28:16). Een hoeksteen – Hebreeuws ‘hoofd van een hoek’ – is óf een grote steen op het fundament die twee of meer rijen stenen bij elkaar houdt, óf de laatste steen van een boog of van een gebouw (Mk 12:10).

Eerder is Israël over die steen gestruikeld. Christus is de toetssteen voor ieder mens. Het is aannemen of ten val komen. Het ongelovige Israël is over Hem gestruikeld en ten val gekomen. Wat voor de gelovige het kostbaarste is, is voor de ongelovige het hatelijkst. Petrus wijst er in zijn eerste brief op dat Gods Woord heeft voorzegd dat de ongelovige Joden over Hem ten val zouden komen (1Pt 2:7-8; Js 8:14; Rm 9:31-33).

Als Christus terugkomt, zal Hij allen die over Hem ten val zijn gekomen en Hem hebben veracht, verpletteren (Mt 21:42-44; Mk 12:10; Lk 20:17-18; Dn 2:34-35; 44-45). Daarna zal Hij Zijn koninkrijk oprichten. Als het overblijfsel dat ziet, zal het vol bewondering zeggen: “Dit is door de HEERE geschied” en vervolgens hun verbazing daarover uitspreken: “Het is wonderlijk in onze ogen” (Ps 118:23).

Ze zullen er direct aan toevoegen dat dit de dag is die “de HEERE gemaakt heeft” (Ps 118:24). Het is een nieuwe dag, de dag van het vrederijk, die voortkomt uit Gods hand en waar alles in volkomen in overeenstemming met Gods gedachten is. Zijn voornemens met de hemel en de aarde zijn dan in vervulling gegaan. Voor Zijn volk en allen die in die heerlijke tijd van zegen delen, is dat aanleiding tot vreugde en blijdschap. Dit zal gedurende de hele tijd van het vrederijk het geval zijn.

Tegelijk met deze zekerheid is er ook een gebed tot de HEERE om “toch heil” en “toch voorspoed” te geven (Ps 118:25). “Breng toch heil” is de vertaling van het woord ‘hosanna’ (Mt 21:9; Mk 11:9-10; Lk 19:38; Jh 12:13). Dit gebed laat zien dat het overblijfsel zich ervan bewust is dat het voorbestaan en het genot van die heerlijke situatie helemaal en alleen afhangt van de HEERE. Hij heeft de zegen gegeven, maar moet die ook in stand houden. Deze houding van afhankelijkheid is kenmerkend voor iedereen die zijn zegeningen kent en ze in gemeenschap met God geniet.

Als er gezegd kan worden “gezegend wie komt in de Naam van de HEERE! Wij zegenen u vanuit het huis van de HEERE”, is de tijd van de verwerping van Gods volk en de Christus van God voorbij (Ps 118:26). Op grond van dit vers geven de Joden aan de Messias de titel baruch ha-ba ofwel ‘gezegend Hij Die komt’. We beluisteren dit in de vraag aan de Heer Jezus in Mattheüs 11: “Bent U Degene Die zou komen?” (Mt 11:3a).

De menigte heeft dit geroepen toen de Heer Jezus tijdens Zijn leven op aarde voor de laatste keer naar Jeruzalem ging (Lk 19:38). Het was de dag van hun ‘bezoeking’, van Zijn bezoek aan hen (Lk 19:44). Het werd echter geen dag van redding voor hen, omdat zij de Redder niet hebben herkend.

Dat zal bij de tweede komst van de Heer Jezus naar de aarde anders zijn. Het volk heeft zich dan bekeerd en verwelkomt de Messias, want Hij en niemand anders is het Die komt in de Naam van de HEERE (Mt 23:39). Ze zijn in het huis van de HEERE om de HEERE te offeren en wensen Hem alle goeds toe. Hij is het waard, want Hij heeft alles voor hen ten goede doen keren.

Copyright information for DutKingComments