Psalms 118:9

De HEERE is bij mij

De psalmist vertelt waarom hij oproept om de HEERE te loven voor Zijn goedertierenheid. Hij heeft “uit de benauwdheid … tot de HEERE geroepen” en “de HEERE” heeft hem “verhoord [en] in de ruimte [gezet]” (Ps 118:5; vgl. Ps 4:2; Ps 18:20). Hij getuigde dat op grond van het verbond, op grond van de goedertierenheid van de HEERE, Hij het hulpgeroep van de psalmist heeft verhoord en hem verlost. “In de ruimte [gezet]” betekent ‘verlost’, dat is ook zo weergegeven in de Septuaginta, de Griekse vertaling van het Oude Testament.

De psalmist vertegenwoordigt hier het volk, dat wil zeggen het gelovig overblijfsel, dat in benauwdheid is geweest en daarin tot de HEERE heeft geroepen. De HEERE heeft het roepen verhoord. Uit een nauwe plaats heeft het overblijfsel geroepen en de HEERE heeft met een ruime plaats geantwoord. Hij heeft uit de benauwdheid uitgevoerd en in de ruimte van de vrijheid gezet.

De HEERE heeft het overblijfsel, dat Zijn volk is, niet in de ruimte gezet om het daarna aan zichzelf over te laten. Hij is bij Zijn volk (Ps 118:6; Hb 13:6). Het volk is zich dat bewust en spreekt dat ook uit. Dit geeft volkomen rust aan het eerst zo angstige hart. Nu is er geen vrees meer. Het overblijfsel zegt zelfs met grote vrijmoedigheid: ”Wat kan een mens mij doen?” (vgl. Ps 56:12; Rm 8:31).

Vertrouwen op de HEERE drijft de vrees uit, net als bij vertrouwen op de HEERE en op Zijn woord (Ps 56:11-12; vgl. 1Jh 4:18). “God heeft ons niet gegeven een geest van bangheid, maar van kracht, liefde en bezonnenheid” (2Tm 1:7). De wijze koning Salomo heeft ooit gezegd: “Mensenvrees legt [iemand] een valstrik, maar wie op de HEERE vertrouwt, wordt in een veilige vesting gezet” (Sp 29:25).

Nog eens zegt de psalmist dat de HEERE bij hem is (Ps 118:7). Er zijn er nog meer bij hem, want de HEERE is “te midden van wie mij helpen”. Hij is met anderen in eenzelfde positie en heeft steun aan de anderen. Zij zouden hem echter nooit kunnen helpen als de HEERE niet bij hen zou zijn. De HEERE is de enige, ware steun. Omdat Hij te midden van hen is, is de overwinning op zijn haters zeker. Hij kan op hen neerzien omdat ze allemaal verslagen om hem heen liggen (vgl. Ex 14:30-31).

Het overblijfsel heeft door de grote benauwdheid vanwege de tuchtiging van de HEERE door de koning van het noorden, geleerd hun vertrouwen op de HEERE te stellen. Eerder hebben ze steeds de toevlucht tot hulp van mensen genomen, nu eens tot Egypte (Js 31:1), dan weer tot Assyrië (Hs 5:13; Hs 7:11). In de toekomst zullen ze dat doen bij het herstelde Romeinse rijk ofwel de Verenigde Staten van Europa. Ze hebben daarvan de nutteloosheid ervaren en daartegenover de ervaring opgedaan van de hulp van de HEERE.

Daarom belijden ze tot twee keer toe dat het “beter” is “tot de HEERE de toevlucht te nemen dan op de mensen te vertrouwen”, zelfs al zouden dat “edelen” zijn (Ps 118:8-9; vgl. Ps 146:3). Gewone mensen (Ps 118:8) en edelen (Ps 118:9) zijn vergelijkbaar met ‘kleinen en groten’ in Psalm 115 (Ps 115:13). De hulp van mensen, of ze nu een lage of een hoge positie bekleden, baat niets. Alleen de HEERE is in staat om uit de nood te bevrijden. Dat is een les die we steeds weer moeten leren.

Copyright information for DutKingComments