Psalms 119:120

/samech/ Beschermd

De letter samech heeft het pictogram van een complete cirkel en heeft de getalswaarde zestig. Dat geeft de letter de betekenis ‘omcirkeld’, ‘beschermd’. In het oude Hebreeuws heeft de letter samech het pictogram van een ‘doorn’. Een kudde wordt beschermd door een doornstruik rondom, vandaar de betekenis van de letter: bescherming, omcirkeld, ondersteuning. De gedachte is dat de gelovige helemaal door het Woord omcirkeld is en beschermd wordt door de HEERE. In verbinding met de getalswaarde zien we dit uitgebeeld in de zestig bodyguards die koning Salomo omringen (Hl 3:7).

De oprechte “haat de halfhartigen” (Ps 119:113). Dit zijn mensen met een verdeeld hart ofwel dubbelhartige mensen (vgl. Jk 1:8). Het zijn, om zo te zeggen, mensen van een halve cirkel in plaats van een hele cirkel, samech. Een halve cirkel is geen voldoende bescherming. Halfslachtige mensen kunnen niet rekenen op de bescherming van de HEERE. Daarvoor moet iemand helemaal toegewijd zijn, uitgebeeld in een hele cirkel.

Het verschil tussen met een heel hart en met een half hart (of dubbelhartig) is het verschil tussen liefde en haat. Mensen die dubbelhartig zijn, kunnen geen keuze maken (vgl. Jz 24:15). Zulke mensen zeggen dat ze God liefhebben, maar in werkelijkheid verachten ze Hem. Dat blijkt uit hun houding tegenover het onderwijs uit Gods Woord. De oprechte daarentegen heeft de wet van de HEERE met heel zijn hart lief. Hij verlangt naar het onderwijs uit Gods Woord. Zijn haat van de halfhartigen komt dan ook uit dit onderwijs voort. Het is de haat van God Zelf (Ps 139:21-22).

De Godvrezende wordt vanwege zijn toewijding aan de HEERE vervolgd. Dat brengt hem tot een nieuwe ervaring, en wel dat de HEERE zijn “schuilplaats” en zijn “schild” is (Ps 119:114). Deze twee woorden beginnen in het Hebreeuws beide met de letter samech. Samen betekenen ze ‘volledige bescherming’. We zien in Psalm 121 dat de HEERE ons bewaart gedurende de dag (de zon) en gedurende de nacht (de maan), dat wil zeggen voortdurend en volledig (Ps 121:6).

De hoop op het woord van de HEERE brengt de psalmist in veiligheid en biedt hem bescherming. Tevens is Gods Woord ook een schuilplaats en een schild voor alle hatelijke woorden die als vurige pijlen op hem worden afgeschoten, want hoop en vertrouwen daarop zullen de vurige pijlen tegenhouden (Ef 6:16).

De Godvrezende leeft te midden van de kwaaddoeners (Ps 119:115). In plaats van tot de HEERE spreekt hij bij wijze van uitzondering een keer tot hen. Nu hij veilig is, veilig omdat de HEERE zijn schuilplaats is, veilig omdat hij de hele wapenrusting van God heeft aangedaan, kan hij de boosdoeners weerstaan en hen wegjagen. Ook voor ons geldt de belofte: “Weerstaat de duivel en hij zal van u vluchten” (Jk 4:7).

Hij gebiedt hun dat ze van hem weg moeten gaan, want hij wil niets met hen te maken hebben (vgl. Ps 6:9). Als hij toestaat dat zij in zijn leven hun invloed uitoefenen, zal dat ten koste gaan van het in acht nemen van de geboden van God (vgl. 1Ko 15:33). Dat wil hij niet. Dat moet geen gelovige willen. Daarom zal hij kwaaddoeners de deur wijzen (2Jh 1:10; Tt 3:10; vgl. Rm 16:17) en zich verzetten tegen een vals evangelie (Gl 2:4-5).

Het krachtige optreden van het vorige vers is alleen mogelijk als er tegelijk een beroep wordt gedaan op de belofte van God dat Hij ondersteunt wie op Hem vertrouwt (Ps 119:116). Het besluit van de psalmist staat vast. Maar hij kent de kracht van de tegenstanders en hij kent ook zijn eigen zwakheid. Daarom neemt hij zijn toevlucht tot de belofte van de HEERE om hem te ondersteunen. Dan zal hij in de tijd van nood overleven. Hij vraagt om Gods ondersteuning omdat hij niet in zijn hoop beschaamd wil worden.

De ondersteuning waar hij om vraagt, is met het oog op hen die hem vervolgen, want van hen wil hij verlost zijn (Ps 119:117). Als de HEERE hem ondersteunt, is hij op Hem gericht en veilig. Dan vermaakt of verlustigt hij zich voortdurend in de verordeningen van de HEERE. Hij slaat er acht op en verheugt zich erin. Die bepalen dan de inhoud van zijn leven en niet zij die hem naar het leven staan.

Hij laat het oordeel over zijn vervolgers aan de HEERE over (Ps 119:118). Hij weet wat de HEERE gaat doen, namelijk dat Hij allen verwerpt die van Zijn verordeningen afdwalen. Zij bedriegen anderen met hun leugentaal. Deze dubbele beschrijving van hun boosaardigheid – “hun bedrog is leugen” – onderstreept het leugenachtige van hun taal. Het gaat hier profetisch om mensen die de antichrist in zijn leugenachtige bedriegerijen volgen.

Al deze goddelozen worden door de HEERE als schuim van de aarde weggedaan (Ps 119:119). Het schuim wordt weggedaan om het zilver te louteren, te zuiveren. De goddelozen worden weggezuiverd om Israël zuiver te maken (vgl. Sp 25:4; Ml 4:1; Lk 3:9; 17). Hiermee verwijst de rechtvaardige naar het smeltproces waarbij een smelter het schuim verwijdert dat op het gesmolten edelmetaal drijft (vgl. Js 1:25-26; Ez 22:19-22; Ml 3:2-3; 1Pt 1:7). Hij weet dat God op rechtvaardige wijze met de goddelozen zal handelen. Het is voor hem een extra motief om Gods getuigenissen lief te hebben.

Het oordeel over de goddelozen (Ps 119:119) is voor de Godvrezende behalve een motief om de getuigenissen van de HEERE lief te hebben ook een reden om Hem te vrezen (Ps 119:120). Hij heeft daardoor groot ontzag voor Hem (vgl. Op 1:17; Js 6:5). Dat zijn haar daarbij te berge is gerezen, wil in onze taal zeggen dat het hem kippenvel heeft bezorgd. Hij is in zichzelf niet beter dan de goddelozen en is onder de indruk van de oordelen van God over hen. Dat is tegelijk het grote verschil met de goddelozen, want zij tonen geen enkele vrees voor Hem Die zozeer te vrezen is.

Copyright information for DutKingComments